Inspiratie

Week 1:

 

  • Voor deze leerlijn kan de onderstaande theorie van thema 10 en 15 van Profi-leren gebruikt worden (de opdrachten horen hierbij)

 

hoofdstuk 10 vergaderen en notuleren

hoofdstuk 15 Omgaan met conflicten

 

Samenwerkingsverbanden, overlegvormen

Opdracht 1

Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over vergaderen en notuleren opfrist.

Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht.

  1. Als je met vrienden bij elkaar komt om afspraken te maken over de vakantie spreek je dan ook van een vergadering?
  2. Vind je het belangrijk dat een vergadering door één iemand wordt geleid?
  3. Wat vind je daar de voor- en nadelen van?
  4. Heb je wel eens een vergadering voorgezeten? Wat vond je moeilijk daaraan?
  5. Vind je dat de deelnemers aan een vergadering zich aan bepaalde afspraken moeten houden, als niet door elkaar heen praten, elkaar uit laten praten?
  6. Of houd je meer van wat ‘lossere’ vergaderingen zonder nadrukkelijk voorzitterschap?
  7. Wat zijn de voor- en nadelen van een wat lossere manier van vergaderen?
  8. Heb je wel eens notulen gemaakt?
  9. Wat vond je moeilijk en wat vond je gemakkelijk?
  10. Waarom is het belangrijk dat notulen door iedereen goedgekeurd worden?

 

 

 

Week 2:

Agenda en notuleren

Voorbeeld opzetten agenda

: http://www.factor-e.nl/saw/images/stories/Mondriaan/Werkmodellen/Training/Vergaderagenda.pdf

 

Opdracht 2

Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:

  • het begrip in eigen woorden te formuleren;
  • een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.

 

  1. Vergadering
  2. Agenda
  3. Raamagenda
  4. Uitgebreide agenda
  5. Themaonderwerpen
  6. Wat verder ter tafel komt of w.v.t.t.k.
  7. Rondvraag
  8. Sluiting
  9. Voorzitter
  10. Dubbele agenda
  11. Besluitvormingsregels
  12. Meerderheidsbesluit
  13. Consensus
  14. Unanimiteit
  15. Delegatie
  16. Veto
  17. Vetorecht
  18. Notuleren
  19. Notulist
  20. Notulen
  21. Essentie-per-sprekerverslag
  22. Verslag per onderwerp
  23. Beknopt verslag
  24. Actie- of besluitenlijst

 

Opdracht 3

Lees de tekst over de agenda in Hoofdstuk 10.3 en beantwoord de volgende vragen.

Waar of niet waar? Leg uit waarom iets niet waar is.

  1. Een raamagenda is eigenlijk een korte vaste indeling van de vergadering.
  2. De themaonderwerpen zijn de belangrijkste punten op de agenda; ze komen daarom altijd als eerste aan bod.
  3. De voorzitter stelt de agenda uiteindelijk op de vergadering definitief vast, maar pas nadat alle deelnemers hebben kunnen zeggen of ze het met de agenda eens zijn.
  4. Themaonderwerpen zijn bedoeld om met elkaar te discussiëren en niet om besluiten te nemen.

 

 

Notuleeroefening- agendapunt rookpauzes

https://www.edu-actief.nl/secretarieel-info/nieuws/764-voorbeeldmateriaal-uit-de-module-notuleren    10 minuten

a. Welk doel heeft het vergaderpunt?
b. Welke verslagvorm gebruik je?
c. Vind je dat de voorzitter de vergadering goed leidt, objectief is en iedereen aan de beurt laat komen?
d. Schrijf de notulen en laat deze beoordelen. Misschien kun je ze laten beoordelen door een echte notulist. Lukt dat niet, vraag dan je docent om een beoordeling.
e. Wat waren de verbeterpunten?

 

 

 

Week 3:

Voorzitten

Opdracht 4

Lees de tekst over de taken van de voorzitter in Hoofdstuk 10.4 en het tintvlak en beantwoord de volgende vragen.

 

  1. Wat is precies de ‘dubbele agenda’ van Saskia?
  2. Wat kan de voorzitter doen om deze dubbele agenda helder en bespreekbaar te krijgen?
  3. Stel dat Saskia steeds de aandacht van het onderwerp af blijft leiden. Wat kan de voorzitter dan doen?
  4. Op welke manier zou het besluit over deze zwemactiviteit het beste genomen kunnen worden? Leg uit waarom dit volgens jou de beste manier is.
  5. Zou iemand vetorecht kunnen hebben als het gaat om het nemen van een besluit voor een activiteit?

 

Opdracht 5

Lees de tekst over notuleren in Hoofdstuk 10.6 en beantwoord de volgende vragen.

  1. Leg uit waarom het verslag in het tweede tintvlak een ‘essentie-per-sprekerverslag’ is.
  2. Leg uit waarom het verslag in het derde tintvlak een ‘verslag per onderwerp’ is.
  3. Leg uit waarom het verslag in het vierde tintvlak een ‘beknopt verslag’ is.

 

Opdracht 6

Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie.

In deze opdracht leer je een vergadering voor te bereiden, een vergadering voor te zitten en te notuleren. Lees voor deze opdracht ook de tips in de praktijk (thema 10)

 

Vorm groepjes van vier personen en wijs een woordvoerder aan. Speel met elkaar het volgende rollenspel. Formuleer met elkaar een aantal aanbevelingen voor de voorbereiding, de voorzitter en de notulist. De woordvoerder brengt deze aanbevelingen in de groep.

 

Rollenspel

Karin is groepsleider voor kinderen met een licht verstandelijke beperking. Zij heeft de taak een uitstapje te bedenken. Dit uitstapje bedenkt ze samen met haar collega’s Hans, Rachid en Najma.

 

De rollen

Karin is voorzitter.

Hans is pas net begonnen als groepsleider en houdt zich een beetje op de achtergrond.

Rachid is creatief in het bedenken van leuke uitstapjes maar verzint steeds weer iets anders. Hij heeft daarbij een dubbele agenda; hij wil namelijk helemaal geen uitstapje, hij vindt uitstapjes met deze groep veel te gevaarlijk.

Najma is de praktische en constructieve in deze groep en denkt steeds aan de organisatorische gevolgen van wat geopperd wordt. Zij is gek op uitstapjes. Zij is ook de notulist; dus een dubbele taak: mee discussiëren en notuleren.

 

De voorbereiding

  • Verdeel de rollen onderling.
  • Bereid je 2 minuten individueel op je rol voor. De deelnemers stellen zichzelf daarbij de vragen: hoe stel ik me in de vergadering op, welke ideeën breng ik naar voren, hoe kan ik anderen overtuigen? De voorzitter bedenkt hoe hij Hans bij de dit onderwerp kan betrekken, ervoor kan zorgen dat alles gezegd en besproken wordt en hoe hij toch redelijk snel tot een besluit kan komen. De notulist bedenkt wat voor soort verslag geschikt is voor deze vergadering. Dat stelt hij aan het begin van de vergadering voor aan de voorzitter.

 

Het spel

De vergadering duurt een kwartier. Aan het eind moet er een besluit liggen en zijn verdere afspraken gemaakt.

 

Nabespreking (ongeveer tien minuten tot een kwartier)

  1. Hoe voelde iedereen zich in zijn rol?
  2. Nam de voorzitter zijn taak goed waar? Wat vonden de deelnemers goed aan het voorzitterschap en welke aanbevelingen hebben zij aan de voorzitter?
  3. Kwamen de deelnemers allemaal aan bod? Welke aanbevelingen hebben jullie aan elkaar?
  4. Hoe verliep het proces? Hoe was de inleiding en de voortgang? Wat ging goed bij het discussiëren en wat ging minder goed? Konden jullie tot een besluit komen? Wat waren de grootste obstakels en wat hielp om die te overwinnen? Wat waren positieve punten in het proces en waarom?
  5. Had de notulist een goede vorm voor de notulen gekozen? Hoe heeft de notulist de dubbele taak ervaren? Hoe hebben de deelnemers die ervaren? Is het gelukt om een goed verslag te maken?
  6. Welke algemene aanbevelingen hebben jullie naar aanleiding van dit rollenspel voor de voorzitter, de deelnemers en de notulist?

 

 

Overige Inspiratie voor week1 t/m 4:

https://richarddehoop.nl/upload/file/Overleggen%20en%20vergaderen.pdf

 

https://www.desteven.nl/training-coaching-vraagbaak/communicatie-intern/overlegvormen-organisaties/vergadertechnieken/effectief-vergaderen

 

https://patrickschriel.nl/2015/09/19/de-15-beste-vergadertechnieken-en-tips-voor-effectief-vergaderen/

 

https://patrickschriel.nl/2012/06/17/effectief-vergaderen-en-vergadertechnieken-met-resultaat/

 

Werkvormen om te vergaderen

https://ambrassade.be/sites/default/files/pagina/4._werkvormen_en_vergaderen.pdf

 

Powerpoint Profi-leren Communicatie en Organisatie dia  92 t/m 100 ( hoofdstuk 10)

 

 

 

Week 4:

Discussie en besluitvorming

 

Discussie: theorie

Om een goede discussie op gang te brengen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

- goed naar elkaar luisteren ( maak evt. aantekeningen)

- iedereen krijgt ruimte om te zeggen wat hij wil

- iedereen beargumenteert zijn bijdrage aan de discussie

- er wordt niet aan de hoofdlijnen van de discussie afgeweken

 

De verschillende stappen in de discussie

Bereid je goed voor op de discussie, vorm je een beeld van de discussie en op welke manier er gediscussieerd kan worden en hoeveel tijd je denkt nodig te hebben voor de discussie. Ga voor jezelf na wat jouw bijdrage aan deze discussie kan inhouden; als je je mening wilt geven, beargumenteer die dan goed; als je informatie wilt inbrengen, zorg er dan voor dat je daarop goed bent voorbereid; als je nieuwe woorden of begrippen inbrengt, zorg er dan voor dat je die goed kunt omschrijven. Maak eventueel een lijstje van punten die je in de discussie wilt inbrengen; stel eventueel een aantal vragen op waarop je in de discussie een antwoord wilt krijgen. In een discussie worden de volgende stappen genomen:

 

Stap 1: vaststellen van doel(en) van de discussie

 

Stap 2: definiëren van de begrippen

 

Stap 3: het maken van een tijdsindeling. Geef dit per punt aan en neem ook tijd voor de inleiding en de afronding

 

Stap 4: de eigenlijke discussie. Vat na elk punt dat besproken is kort samen wat hierover gezegd is. Tijdens de discussie stimuleren de groepsleden elkaar om hun bijdrage te leveren, stellen vragen, geven hun gedachten, gevoelens en ideeën weer.

 

Stap 5: resultaat van de discussie. Welke nieuwe feiten en meningen zijn naar voren gekomen die van belang zijn, welke punten moeten opnieuw ter discussie worden gesteld? Wat zou het doel van een verdere discussie kunnen zijn?

 

Stap 6: evaluatie van de discussie. Is het doel bereikt binnen de gestelde tijd? Deed iedereen mee? Waarom waren sommige mensen meer aan het woord dan anderen? Welke veranderingen en verbeteringen zien we voor de volgende discussie?

 

Opdracht discussie

De discussie zal gaan over ouderbetrokkenheid. De betrokkenheid van ouders varieert sterk en heeft invloed op de activiteiten die binnen de opvang/school kunnen plaats vinden. Na afloop van de discussie een standpunt over dit probleem innemen. Daarbij zijn de belangrijkste punten:

- wat is ouderbetrokkenheid?

- is het nodig om ouders te stimuleren om meer betrokkenheid te tonen?

- is er voldoende aan gedaan om ouders bij de opvang/school te betrekken

- welke mogelijkheden zien we hiervoor?

 

Er kan ook voor een ander onderwerp worden gekozen; b.v. studentenbetrokkenheid bij het onderwijs op het Noorderpoort en de bereidheid om hierin mee te denken( burgerschap).

 

Controleren van de discussie

Observatielijst (1)

Naam

van

degenen

die iets

zegt

Namen van degenen tegen wie iets is gezegd

 

 

 

1

2

3

4

5

6

groep

totaal

1

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nummer 1 is b.v. Jaap, nummer 2 is Bart. Als Jaap iets tegen Bart zet, dan krijgt het hokje onder Bart ( onder 2) een streepje. Op zo’n manier kun je turven wie tegen wie praat en hoe vaak je in het totaal aan het woord bent geweest.

 

Observatielijst (2)

 

Persoon 1

Persoon 2

Persoon 3

Persoon 4

Persoon 5

 

 

Geeft een nieuw idee

 

 

 

 

 

Een verhelderend idee

 

 

 

 

 

Samenvattende opmerkingen

 

 

 

 

 

Ergens mee eens

 

 

 

 

 

 

Stelt vragen

 

 

 

 

 

 

Maakt procedure opmerkingen

 

 

 

 

 

 

In een evaluatie kon zo ieders bijdrage worden bekeken en kun je bezien of je iets wilt veranderen en vervolgens proberen verbeteringen aan te brengen.

 

 

 

Week 5:

DISC en BONO, besluiten nemen

 

DISC

Opdracht: lees de informatie over DISC.

* Maak de DISC test, bekijk en bespreek de resultaten met twee klasgenoten.

            https://www.123test.nl/disc-test/  

* Herken je de uitkomsten?

* Hoe zien je klasgenoten jou?

*Waar heb jij het meeste moeite mee en wat wil je de komende lessen ontwikkelen?

 

 

De denkhoeden van De Bono

Een goede techniek om samen tot het juiste besluit te komen, is gebruikmaken van de zes denkhoeden van De Bono. Hiermee kun je vanuit verschillende perspectieven naar een vraagstelling of een probleem kijken. Deze techniek is ontwikkeld door Edward de Bono. Hij gaat uit van het idee dat mensen vaak geneigd zijn problemen steeds op dezelfde manier te benaderen. Door de denkhoeden te gebruiken, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken.

Een denkhoed staat voor een manier van denken. Er zijn zes denkhoeden, elke kleur symboliseert een andere manier van denken. Je kijk op een situatie hangt dus af van de hoed die je op hebt.

De denkhoedentechniek is bij uitstek een manier om binnen besluitvorming de creativiteit te bevorderen. Vanuit een volledig gezichtspunt bekijk je de vraagstelling. Dit levert verrassend nieuwe invalshoeken  en alternatieven op. Dit zijn de zes denkhoeden:

Witte hoed

Kale feiten en cijfers

Je gaat uit van objectieve informatie

Rode hoed

Gevoel en intuïtie

Je reageert emotioneel (zonder daarvoor een reden te hoeven geven)

Zwarte hoed

Negatief/pessimistisch

Je bent advocaat van de duivel. Je ziet vooral onheil

Gele hoed

Positief/optimistisch

Je bekijkt het van de zonnige kant en zoekt naar de voordelen

Groene hoed

Creatief

Je mag vrij associëren, alternatieven bedenken

Blauwe hoed

Beschouwend, controlerend

Je houdt het proces in de gaten

 

 

 

 

Oefening: ‘ communicatiestijlen’ , de hoeden van BONO

Doel: Proberen je in te leven in de stijl van een ander. Nagaan wat de invloed is van bepaalde discussie ‘typen’ op het verloop van de discussie. Gebruik maken van non-verbale communicatie.

 

Voorbereiding:  bekijken van de sites over de hoeden van BONO en inlezen rol 30 minuten

Uitvoering: 30 minuten

Nabespreking: 20 minuten

Aantal deelnemers: gehele groep met twee observatoren of de groep splitsen in twee helften met per deelnemer een observator. De observatoren noteren in hoeverre de deelnemer vanuit zijn/haar kleur reageert en wat dit toevoegt aan het te nemen besluit.

 

  • De groep kiest een onderwerp waar alle groepsleden iets vanaf weten ( b.v. roken en gezondheid, of invloed van telefoon en computer op het leven van jonge kinderen, aannemen/plaatsen van 2 kinderen in de groep met het syndroom van Down, ouders moeten verplicht worden om hun kinderen gezond eten mee te geven naar de opvang/school)
  • Ieder groepslid kiest een ‘hoed’ waar hij/zij het minst op lijkt. Het is mooi als alle kleuren van de hoeden vertegenwoordigd zijn in de discussie.
  • Gedurende een half uur wordt er gediscussieerd. Iedereen speelt zijn rol zo goed mogelijk. Let goed op de aanwijzingen die bij de beschrijvingen van de verschillen kleuren hoeden staan.
  • Er wordt door 2 mensen geobserveerd met de 2 schema’s uit het theoriegedeelte.

 

Nabespreking:

- Hoe vond je het om de rol/stijl  van een ander te moeten spelen?

- Lukte het om deze rol vol te houden?

- Wie was er het minste aan het woord? Hoe vond je dat?

- Wat was de invloed van de witte, rode, gele groene, zwarte en blauwe hoed in de discussie?

- Lette  je erop wat er gezegd werd of had je het druk genoeg om je rol goed te spelen?

- Gaf de niet-verbale communicatie je veel informatie?

- Let je er tijdens discussies altijd op?

 

Evaluatie:

-  Hoe was het om vanuit een kleur te reageren; lukte dit wel of niet

-  Helpt het kijken vanuit verschillende ‘perspectieven’ bij het nemen van een besluit?

-  Wat hebben de observatoren gezien en opgemerkt?  -

-  Wat heb je van deze oefening geleerd?

 

 

http://www.12manage.com/methods_bono_six_thinking_hats_nl.html

 

 

Week 6:

Samenwerken

 

suggesties (2) opdrachten samenwerken (2)

 

Week 7:

Conflicthantering

 

  • Powerpoint Profi-leren Communicatie en Organisatie dia  145 t/m 153( hoofdstuk 15):

https://npcg-my.sharepoint.com/:p:/r/personal/na_hoekstra_noorderpoort_nl/_layouts/15/Doc.aspx?sourcedoc=%7Bfaabe0ac-9c59-4899-b4ea-872703b40f95%7D&action=edit&uid=%7BFAABE0AC-9C59-4899-B4EA-872703B40F95%7D&ListItemId=4533&ListId=%7B169EB86D-0FB8-4364-BB17-D27F6B2029D0%7D&odsp=1&env=prod

 

  • Conflictstijlen Thomas Killman model. Informatie en Test

             http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_13_conflictstijlen.html

  • Animatie over 5 voorkeursstijlen om met conflicten om te gaan ( 4 min

               https://www.youtube.com/watch?v=yMcoD3SzNNA

  • Korte Engelse animatie waarbij model van Killman wordt uitgelegd ( 2,5 min).

              https://www.youtube.com/watch?v=PFIydyH2H8Y

 

Opdracht 1

Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over het omgaan met conflicten opfrist.

Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht.

1.  Heb je wel eens ruzie of een conflict gehad?

2.  Kon je naar jouw gevoel daar goed mee omgaan?

  1. Hoe voelde je je daarbij?
  2. Heb je tijdens die ruzie nagedacht over hoe je zou reageren en bewust bepaalde dingen wel of niet gezegd?
  1. Had je achteraf anders willen reageren?
  2. Wat kon je opmaken uit de lichaamstaal van degene waar je een conflict mee had?
  3. Ben je zelf bewust rustig gebleven of heb je bewust je stem anders laten klinken?
  4. Wist je de achterliggende oorzaak van het conflict en heb je daar tijdens het conflict rekening mee gehouden?
  5. Heb je iets gewonnen met het conflict?
  6. Wat heeft volgens jou de doorslag gegeven bij de oplossing van het conflict?
  7. Heeft iemand zijn zin doorgedrukt en heeft de ander toegegeven? Of hebben jullie een compromis gesloten? Of is het conflict niet opgelost?

 

Opdracht 2

Lees de tekst over kenmerken van een conflict in Hoofdstuk 15.2 en onderstaande situaties. Beantwoord de vragen.

Situatie 1

Tijdens de werkbespreking hebben Ronald en Rayan een discussie over de regels tijdens het eten met de bewoners van een woonvoorziening voor mensen met een beperking. Zij willen allebei totaal iets anders en de gemoederen lopen hoog op.

  1. Is hier sprake van een conflict of van een meningsverschil?

 

Situatie 2

Zafirah en Wilfred werken allang met elkaar samen. Ze zijn het vaak niet met elkaar eens en laten elkaar zoveel mogelijk links liggen. Samen activiteiten organiseren is voor hen een probleem. Beiden vinden het niet leuk om met elkaar te werken. Op een gegeven moment knalt het. Ze krijgen een conflict omdat Zafirah iets anders uitgevoerd heeft dan volgens Wilfred was afgesproken. Beide voelen zich hier vervelend onder. Na een hoog oplopende ruzie besluiten ze de koppen bij elkaar te steken en eens met elkaar uit te zoeken waarom zij zo’n probleem met elkaar hebben.

  1. Is hier sprake van een constructief of destructief conflict?

 

Opdracht 3

Lees de tekst over conflictmechanismen in Hoofdstuk 15.3 en het tintvlak en maak de volgende opdracht.

 

  1. Bedenk hoe je positief kunt reageren op elk conflictmechanisme.

 

 

Opdracht 4

Lees de tekst over de oorzaken van conflicten en onderstaande situaties. Geef aan welke oorzaak aan het conflict ten grondslag ligt en leg uit waarom.

  1. Situatie 1

De personeelsafdeling zegt meer zeggenschap over de salarissen nodig te hebben. De managers kennen in hun ogen te vaak een hoger salaris toe dan volgens de CAO verplicht is. Er ontstaat een echte strijd tussen de managers en de personeelsafdeling.

  1. Situatie 2

‘Luister eens’, zegt Joan tegen zijn collega Jalil, ‘als het zo moet, dan hoeft het niet meer van mij. Jij zorgt steeds voor problemen. Je had kunnen weten dat er niet voldoende budget was.’

 

Opdracht 5

Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie.

Je leert nu verschillende conflicthanteringsstijlen te gebruiken. Lees voor deze opdracht de tekst over conflicthanteringsstijlen in Hoofdstuk 15.5 en tip 3 in ‘In de praktijk’.

Werkwijze

  • Vorm groepjes van 2 of 3 personen en wijs een woordvoerder aan.
  • Verzin voorbeelden bij elke conflicthanteringsstijl en leg uit waarom deze conflicthanteringsstijl een goede methode is om het conflict op te lossen.
  • De woordvoerder doet verslag van wat jullie gedaan hebben in de groep.

 

Conflicthanteringsstijlen:

  1. Ontlopen
  2. Toegeven
  3. Doordrukken
  4. Resultaatgericht handelen
  5. De gulden middenweg

 

Rollenspel 1

Werkwijze:

Lees onderstaande situatie door. Twee studenten spelen de situatie na. De overige studenten observeren het rollenspel en maken aantekeningen.

Zij stellen vast welke stijl van conflicthantering wordt gebruikt. Vervolgens spelen twee andere studenten de situatie na.

Nabespreking: welke stijlen heb je gezien? is dit de stijl die het meest bij de speler(s) past? Wat zegt dit over zijn of haar behoeften ( denk aan autonomie, opkomen voor je belangen? Zou je het zelf ook zo aanpakken?

Geef feedback aan de spelers.

 

Situatie 1. Het is een drukke dag op je werk, er moet van alles geregeld en georganiseerd worden. Terwijl jij in gesprek bent met de leidinggevende, komt een collega( invalkracht) woedend naar je toe. Jij hebt vergeten bestellingen te doen waardoor de activiteit, die nu zou starten, niet kan doorgaan.

Ze valt tegen je uit, in het bijzijn van je leidinggevende en behandelt je als een klein kind. Dat heeft ze al eerder gedaan, daar heeft ze een handje van.

 

Rollenspel 2

Werkwijze: Kies vijf spelers: een Pedagogisch Werker en vier groepsleden. De vijf spelers werken de situatieschets uit in een rollenspel. De overige studenten observeren het gesprek vanuit de gegevens over de methode ‘confronteren’.

Confronteren: benoem gedrag, gevolg, gevoel,

 

Nabespreking: Hoe was het om de rol van Pedagogisch werker te spelen? Hoe ging jou die stijl in dit rollenspel af? Past de methode confronteren over het algemeen bij je? Is de stijl confronteren goed toegepast? Of waren er ook andere conflicthanteringsstijlen te herkennen?

Is confronteren de juiste stijl om het conflict in deze situatie op te lossen?

 

Situatie 2 Je werkt als Pedagogisch Werker met een groep kinderen van ongeveer 9 tot 12 jaar. Vier kinderen uit de groep spelen samen een spel. Op een gegeven moment ontstaat er ruzie in een groepje: een van de vier wordt beschuldigd van vals spelen en de kinderen zijn heel kwaad op de valsspeler. Zoiets is al vaker gebeurd  en je wilt het conflict oplossen omdat het de sfeer bepaalt. Je besluit om met het groepje in gesprek te gaan en het conflict aan te pakken. Je trekt daar de nodige tijd voor uit. Je gebruikt de stijl confronteren.

 

Rollenspel 3

Werkwijze:

Lees de onderstaande praktijksituatie. Splits de groep in tweeën en wijs uit een groepje Niek aan en uit een ander groepje Nora. Deze beide studenten voeren een onderhandelingsgesprek. De overige studeten observeren de stijl van conflicthantering die elke speler toepast. Welke stijl is kenmerkend voor het gesprek? Herhaal het rollenspel nog een keer; nu met andere spelers en een andere stijl. Welke stijl is in deze situatie het meest constructief?

 

Niek

Tijdens de BPV vraagt Nora aan Niek of hij een paar taken van haar wil overnemen. Nora moet dringend weg, ze moet naar de tandarts. Dat betekent dat Niek iets langer moet doorwerken. Dat vindt hij voor een keer niet zo erg, hij is erg collegiaal. Het valt hem echt op dat Nora dat al twee keer eerder heeft gevraagd de afgelopen drie maanden. Nora had welk een keer een goede reden, net zoals deze keer, maar Niek wil haar deze keer niet zomaar ter wille zijn. Hij vindt dat hij deze keer mag onderhandelen. Er mag nu welk iets tegenover staan, vindt hij.

 

Nora

Nora heeft de laatste tijd wat tegenvallers; doktersbezoeken, tandarts en andere vervelende zaken. Gelukkig is het team uitgebreid met een boventallige stagiair. Ze hebben wel eens andere gehad. Nora durft Niek dan ook wel eens te vragen als de nood aan de man komt om in te springen. Hij is in staat om zelfstandig een klus te klaren.

Deze keer is Nora echter verrast: Niek zet niet meteen “Ja, natuurlijk”, als ze zijn hulp vraagt nu ze met spoed naar de tandarts moet. Hij wil het er met haar over hebben. Ze is verbaasd en kijkt hem vragend aan.

 

Huiswerk voor week 8: Casus bedenken.*

 

 

 

Week 8:

Zie week 7

 

Casus over een conflict  bedenken of laten maken, op papier zetten.

Wat was de situatie? Waar speelt het zich af? Wie zijn er bij betrokken?

De casus wordt door een andere groep uitgespeeld.

 

 

Reflectie over jouw manier van conflicthantering.

 

Week 9:

 

Inleveren lesmap met opdrachten en terugblik leerlijn

 

 

 

 

 

 

Week 1:

 

  • Voor deze leerlijn kan de onderstaande theorie van thema 10 en 15 van Profi-leren gebruikt worden (de opdrachten horen hierbij)

 

hoofdstuk 10 vergaderen en notuleren

hoofdstuk 15 Omgaan met conflicten

 

Samenwerkingsverbanden, overlegvormen

Opdracht 1

Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over vergaderen en notuleren opfrist.

Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht.

  1. Als je met vrienden bij elkaar komt om afspraken te maken over de vakantie spreek je dan ook van een vergadering?
  2. Vind je het belangrijk dat een vergadering door één iemand wordt geleid?
  3. Wat vind je daar de voor- en nadelen van?
  4. Heb je wel eens een vergadering voorgezeten? Wat vond je moeilijk daaraan?
  5. Vind je dat de deelnemers aan een vergadering zich aan bepaalde afspraken moeten houden, als niet door elkaar heen praten, elkaar uit laten praten?
  6. Of houd je meer van wat ‘lossere’ vergaderingen zonder nadrukkelijk voorzitterschap?
  7. Wat zijn de voor- en nadelen van een wat lossere manier van vergaderen?
  8. Heb je wel eens notulen gemaakt?
  9. Wat vond je moeilijk en wat vond je gemakkelijk?
  10. Waarom is het belangrijk dat notulen door iedereen goedgekeurd worden?

 

 

 

Week 2:

Agenda en notuleren

Voorbeeld opzetten agenda

: http://www.factor-e.nl/saw/images/stories/Mondriaan/Werkmodellen/Training/Vergaderagenda.pdf

 

Opdracht 2

Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:

  • het begrip in eigen woorden te formuleren;
  • een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.

 

  1. Vergadering
  2. Agenda
  3. Raamagenda
  4. Uitgebreide agenda
  5. Themaonderwerpen
  6. Wat verder ter tafel komt of w.v.t.t.k.
  7. Rondvraag
  8. Sluiting
  9. Voorzitter
  10. Dubbele agenda
  11. Besluitvormingsregels
  12. Meerderheidsbesluit
  13. Consensus
  14. Unanimiteit
  15. Delegatie
  16. Veto
  17. Vetorecht
  18. Notuleren
  19. Notulist
  20. Notulen
  21. Essentie-per-sprekerverslag
  22. Verslag per onderwerp
  23. Beknopt verslag
  24. Actie- of besluitenlijst

 

Opdracht 3

Lees de tekst over de agenda in Hoofdstuk 10.3 en beantwoord de volgende vragen.

Waar of niet waar? Leg uit waarom iets niet waar is.

  1. Een raamagenda is eigenlijk een korte vaste indeling van de vergadering.
  2. De themaonderwerpen zijn de belangrijkste punten op de agenda; ze komen daarom altijd als eerste aan bod.
  3. De voorzitter stelt de agenda uiteindelijk op de vergadering definitief vast, maar pas nadat alle deelnemers hebben kunnen zeggen of ze het met de agenda eens zijn.
  4. Themaonderwerpen zijn bedoeld om met elkaar te discussiëren en niet om besluiten te nemen.

 

 

Notuleeroefening- agendapunt rookpauzes

https://www.edu-actief.nl/secretarieel-info/nieuws/764-voorbeeldmateriaal-uit-de-module-notuleren    10 minuten

a. Welk doel heeft het vergaderpunt?
b. Welke verslagvorm gebruik je?
c. Vind je dat de voorzitter de vergadering goed leidt, objectief is en iedereen aan de beurt laat komen?
d. Schrijf de notulen en laat deze beoordelen. Misschien kun je ze laten beoordelen door een echte notulist. Lukt dat niet, vraag dan je docent om een beoordeling.
e. Wat waren de verbeterpunten?

 

 

 

Week 3:

Voorzitten

Opdracht 4

Lees de tekst over de taken van de voorzitter in Hoofdstuk 10.4 en het tintvlak en beantwoord de volgende vragen.

 

  1. Wat is precies de ‘dubbele agenda’ van Saskia?
  2. Wat kan de voorzitter doen om deze dubbele agenda helder en bespreekbaar te krijgen?
  3. Stel dat Saskia steeds de aandacht van het onderwerp af blijft leiden. Wat kan de voorzitter dan doen?
  4. Op welke manier zou het besluit over deze zwemactiviteit het beste genomen kunnen worden? Leg uit waarom dit volgens jou de beste manier is.
  5. Zou iemand vetorecht kunnen hebben als het gaat om het nemen van een besluit voor een activiteit?

 

Opdracht 5

Lees de tekst over notuleren in Hoofdstuk 10.6 en beantwoord de volgende vragen.

  1. Leg uit waarom het verslag in het tweede tintvlak een ‘essentie-per-sprekerverslag’ is.
  2. Leg uit waarom het verslag in het derde tintvlak een ‘verslag per onderwerp’ is.
  3. Leg uit waarom het verslag in het vierde tintvlak een ‘beknopt verslag’ is.

 

Opdracht 6

Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie.

In deze opdracht leer je een vergadering voor te bereiden, een vergadering voor te zitten en te notuleren. Lees voor deze opdracht ook de tips in de praktijk (thema 10)

 

Vorm groepjes van vier personen en wijs een woordvoerder aan. Speel met elkaar het volgende rollenspel. Formuleer met elkaar een aantal aanbevelingen voor de voorbereiding, de voorzitter en de notulist. De woordvoerder brengt deze aanbevelingen in de groep.

 

Rollenspel

Karin is groepsleider voor kinderen met een licht verstandelijke beperking. Zij heeft de taak een uitstapje te bedenken. Dit uitstapje bedenkt ze samen met haar collega’s Hans, Rachid en Najma.

 

De rollen

Karin is voorzitter.

Hans is pas net begonnen als groepsleider en houdt zich een beetje op de achtergrond.

Rachid is creatief in het bedenken van leuke uitstapjes maar verzint steeds weer iets anders. Hij heeft daarbij een dubbele agenda; hij wil namelijk helemaal geen uitstapje, hij vindt uitstapjes met deze groep veel te gevaarlijk.

Najma is de praktische en constructieve in deze groep en denkt steeds aan de organisatorische gevolgen van wat geopperd wordt. Zij is gek op uitstapjes. Zij is ook de notulist; dus een dubbele taak: mee discussiëren en notuleren.

 

De voorbereiding

  • Verdeel de rollen onderling.
  • Bereid je 2 minuten individueel op je rol voor. De deelnemers stellen zichzelf daarbij de vragen: hoe stel ik me in de vergadering op, welke ideeën breng ik naar voren, hoe kan ik anderen overtuigen? De voorzitter bedenkt hoe hij Hans bij de dit onderwerp kan betrekken, ervoor kan zorgen dat alles gezegd en besproken wordt en hoe hij toch redelijk snel tot een besluit kan komen. De notulist bedenkt wat voor soort verslag geschikt is voor deze vergadering. Dat stelt hij aan het begin van de vergadering voor aan de voorzitter.

 

Het spel

De vergadering duurt een kwartier. Aan het eind moet er een besluit liggen en zijn verdere afspraken gemaakt.

 

Nabespreking (ongeveer tien minuten tot een kwartier)

  1. Hoe voelde iedereen zich in zijn rol?
  2. Nam de voorzitter zijn taak goed waar? Wat vonden de deelnemers goed aan het voorzitterschap en welke aanbevelingen hebben zij aan de voorzitter?
  3. Kwamen de deelnemers allemaal aan bod? Welke aanbevelingen hebben jullie aan elkaar?
  4. Hoe verliep het proces? Hoe was de inleiding en de voortgang? Wat ging goed bij het discussiëren en wat ging minder goed? Konden jullie tot een besluit komen? Wat waren de grootste obstakels en wat hielp om die te overwinnen? Wat waren positieve punten in het proces en waarom?
  5. Had de notulist een goede vorm voor de notulen gekozen? Hoe heeft de notulist de dubbele taak ervaren? Hoe hebben de deelnemers die ervaren? Is het gelukt om een goed verslag te maken?
  6. Welke algemene aanbevelingen hebben jullie naar aanleiding van dit rollenspel voor de voorzitter, de deelnemers en de notulist?

 

 

Overige Inspiratie voor week1 t/m 4:

https://richarddehoop.nl/upload/file/Overleggen%20en%20vergaderen.pdf

 

https://www.desteven.nl/training-coaching-vraagbaak/communicatie-intern/overlegvormen-organisaties/vergadertechnieken/effectief-vergaderen

 

https://patrickschriel.nl/2015/09/19/de-15-beste-vergadertechnieken-en-tips-voor-effectief-vergaderen/

 

https://patrickschriel.nl/2012/06/17/effectief-vergaderen-en-vergadertechnieken-met-resultaat/

 

Werkvormen om te vergaderen

https://ambrassade.be/sites/default/files/pagina/4._werkvormen_en_vergaderen.pdf

 

Powerpoint Profi-leren Communicatie en Organisatie dia  92 t/m 100 ( hoofdstuk 10)

 

 

 

Week 4:

Discussie en besluitvorming

 

Discussie: theorie

Om een goede discussie op gang te brengen moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

- goed naar elkaar luisteren ( maak evt. aantekeningen)

- iedereen krijgt ruimte om te zeggen wat hij wil

- iedereen beargumenteert zijn bijdrage aan de discussie

- er wordt niet aan de hoofdlijnen van de discussie afgeweken

 

De verschillende stappen in de discussie

Bereid je goed voor op de discussie, vorm je een beeld van de discussie en op welke manier er gediscussieerd kan worden en hoeveel tijd je denkt nodig te hebben voor de discussie. Ga voor jezelf na wat jouw bijdrage aan deze discussie kan inhouden; als je je mening wilt geven, beargumenteer die dan goed; als je informatie wilt inbrengen, zorg er dan voor dat je daarop goed bent voorbereid; als je nieuwe woorden of begrippen inbrengt, zorg er dan voor dat je die goed kunt omschrijven. Maak eventueel een lijstje van punten die je in de discussie wilt inbrengen; stel eventueel een aantal vragen op waarop je in de discussie een antwoord wilt krijgen. In een discussie worden de volgende stappen genomen:

 

Stap 1: vaststellen van doel(en) van de discussie

 

Stap 2: definiëren van de begrippen

 

Stap 3: het maken van een tijdsindeling. Geef dit per punt aan en neem ook tijd voor de inleiding en de afronding

 

Stap 4: de eigenlijke discussie. Vat na elk punt dat besproken is kort samen wat hierover gezegd is. Tijdens de discussie stimuleren de groepsleden elkaar om hun bijdrage te leveren, stellen vragen, geven hun gedachten, gevoelens en ideeën weer.

 

Stap 5: resultaat van de discussie. Welke nieuwe feiten en meningen zijn naar voren gekomen die van belang zijn, welke punten moeten opnieuw ter discussie worden gesteld? Wat zou het doel van een verdere discussie kunnen zijn?

 

Stap 6: evaluatie van de discussie. Is het doel bereikt binnen de gestelde tijd? Deed iedereen mee? Waarom waren sommige mensen meer aan het woord dan anderen? Welke veranderingen en verbeteringen zien we voor de volgende discussie?

 

Opdracht discussie

De discussie zal gaan over ouderbetrokkenheid. De betrokkenheid van ouders varieert sterk en heeft invloed op de activiteiten die binnen de opvang/school kunnen plaats vinden. Na afloop van de discussie een standpunt over dit probleem innemen. Daarbij zijn de belangrijkste punten:

- wat is ouderbetrokkenheid?

- is het nodig om ouders te stimuleren om meer betrokkenheid te tonen?

- is er voldoende aan gedaan om ouders bij de opvang/school te betrekken

- welke mogelijkheden zien we hiervoor?

 

Er kan ook voor een ander onderwerp worden gekozen; b.v. studentenbetrokkenheid bij het onderwijs op het Noorderpoort en de bereidheid om hierin mee te denken( burgerschap).

 

Controleren van de discussie

Observatielijst (1)

Naam

van

degenen

die iets

zegt

Namen van degenen tegen wie iets is gezegd

 

 

 

1

2

3

4

5

6

groep

totaal

1

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Nummer 1 is b.v. Jaap, nummer 2 is Bart. Als Jaap iets tegen Bart zet, dan krijgt het hokje onder Bart ( onder 2) een streepje. Op zo’n manier kun je turven wie tegen wie praat en hoe vaak je in het totaal aan het woord bent geweest.

 

Observatielijst (2)

 

Persoon 1

Persoon 2

Persoon 3

Persoon 4

Persoon 5

 

 

Geeft een nieuw idee

 

 

 

 

 

Een verhelderend idee

 

 

 

 

 

Samenvattende opmerkingen

 

 

 

 

 

Ergens mee eens

 

 

 

 

 

 

Stelt vragen

 

 

 

 

 

 

Maakt procedure opmerkingen

 

 

 

 

 

 

In een evaluatie kon zo ieders bijdrage worden bekeken en kun je bezien of je iets wilt veranderen en vervolgens proberen verbeteringen aan te brengen.

 

 

 

Week 5:

DISC en BONO, besluiten nemen

 

DISC

Opdracht: lees de informatie over DISC.

* Maak de DISC test, bekijk en bespreek de resultaten met twee klasgenoten.

            https://www.123test.nl/disc-test/  

* Herken je de uitkomsten?

* Hoe zien je klasgenoten jou?

*Waar heb jij het meeste moeite mee en wat wil je de komende lessen ontwikkelen?

 

 

De denkhoeden van De Bono

Een goede techniek om samen tot het juiste besluit te komen, is gebruikmaken van de zes denkhoeden van De Bono. Hiermee kun je vanuit verschillende perspectieven naar een vraagstelling of een probleem kijken. Deze techniek is ontwikkeld door Edward de Bono. Hij gaat uit van het idee dat mensen vaak geneigd zijn problemen steeds op dezelfde manier te benaderen. Door de denkhoeden te gebruiken, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken.

Een denkhoed staat voor een manier van denken. Er zijn zes denkhoeden, elke kleur symboliseert een andere manier van denken. Je kijk op een situatie hangt dus af van de hoed die je op hebt.

De denkhoedentechniek is bij uitstek een manier om binnen besluitvorming de creativiteit te bevorderen. Vanuit een volledig gezichtspunt bekijk je de vraagstelling. Dit levert verrassend nieuwe invalshoeken  en alternatieven op. Dit zijn de zes denkhoeden:

Witte hoed

Kale feiten en cijfers

Je gaat uit van objectieve informatie

Rode hoed

Gevoel en intuïtie

Je reageert emotioneel (zonder daarvoor een reden te hoeven geven)

Zwarte hoed

Negatief/pessimistisch

Je bent advocaat van de duivel. Je ziet vooral onheil

Gele hoed

Positief/optimistisch

Je bekijkt het van de zonnige kant en zoekt naar de voordelen

Groene hoed

Creatief

Je mag vrij associëren, alternatieven bedenken

Blauwe hoed

Beschouwend, controlerend

Je houdt het proces in de gaten

 

 

 

 

Oefening: ‘ communicatiestijlen’ , de hoeden van BONO

Doel: Proberen je in te leven in de stijl van een ander. Nagaan wat de invloed is van bepaalde discussie ‘typen’ op het verloop van de discussie. Gebruik maken van non-verbale communicatie.

 

Voorbereiding:  bekijken van de sites over de hoeden van BONO en inlezen rol 30 minuten

Uitvoering: 30 minuten

Nabespreking: 20 minuten

Aantal deelnemers: gehele groep met twee observatoren of de groep splitsen in twee helften met per deelnemer een observator. De observatoren noteren in hoeverre de deelnemer vanuit zijn/haar kleur reageert en wat dit toevoegt aan het te nemen besluit.

 

  • De groep kiest een onderwerp waar alle groepsleden iets vanaf weten ( b.v. roken en gezondheid, of invloed van telefoon en computer op het leven van jonge kinderen, aannemen/plaatsen van 2 kinderen in de groep met het syndroom van Down, ouders moeten verplicht worden om hun kinderen gezond eten mee te geven naar de opvang/school)
  • Ieder groepslid kiest een ‘hoed’ waar hij/zij het minst op lijkt. Het is mooi als alle kleuren van de hoeden vertegenwoordigd zijn in de discussie.
  • Gedurende een half uur wordt er gediscussieerd. Iedereen speelt zijn rol zo goed mogelijk. Let goed op de aanwijzingen die bij de beschrijvingen van de verschillen kleuren hoeden staan.
  • Er wordt door 2 mensen geobserveerd met de 2 schema’s uit het theoriegedeelte.

 

Nabespreking:

- Hoe vond je het om de rol/stijl  van een ander te moeten spelen?

- Lukte het om deze rol vol te houden?

- Wie was er het minste aan het woord? Hoe vond je dat?

- Wat was de invloed van de witte, rode, gele groene, zwarte en blauwe hoed in de discussie?

- Lette  je erop wat er gezegd werd of had je het druk genoeg om je rol goed te spelen?

- Gaf de niet-verbale communicatie je veel informatie?

- Let je er tijdens discussies altijd op?

 

Evaluatie:

-  Hoe was het om vanuit een kleur te reageren; lukte dit wel of niet

-  Helpt het kijken vanuit verschillende ‘perspectieven’ bij het nemen van een besluit?

-  Wat hebben de observatoren gezien en opgemerkt?  -

-  Wat heb je van deze oefening geleerd?

 

 

http://www.12manage.com/methods_bono_six_thinking_hats_nl.html

 

 

Week 6:

Samenwerken

 

suggesties (2) opdrachten samenwerken (2)

 

Week 7:

Conflicthantering

 

  • Powerpoint Profi-leren Communicatie en Organisatie dia  145 t/m 153( hoofdstuk 15):

https://npcg-my.sharepoint.com/:p:/r/personal/na_hoekstra_noorderpoort_nl/_layouts/15/Doc.aspx?sourcedoc=%7Bfaabe0ac-9c59-4899-b4ea-872703b40f95%7D&action=edit&uid=%7BFAABE0AC-9C59-4899-B4EA-872703B40F95%7D&ListItemId=4533&ListId=%7B169EB86D-0FB8-4364-BB17-D27F6B2029D0%7D&odsp=1&env=prod

 

  • Conflictstijlen Thomas Killman model. Informatie en Test

             http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_13_conflictstijlen.html

  • Animatie over 5 voorkeursstijlen om met conflicten om te gaan ( 4 min

               https://www.youtube.com/watch?v=yMcoD3SzNNA

  • Korte Engelse animatie waarbij model van Killman wordt uitgelegd ( 2,5 min).

              https://www.youtube.com/watch?v=PFIydyH2H8Y

 

Opdracht 1

Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over het omgaan met conflicten opfrist.

Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht.

1.  Heb je wel eens ruzie of een conflict gehad?

2.  Kon je naar jouw gevoel daar goed mee omgaan?

  1. Hoe voelde je je daarbij?
  2. Heb je tijdens die ruzie nagedacht over hoe je zou reageren en bewust bepaalde dingen wel of niet gezegd?
  1. Had je achteraf anders willen reageren?
  2. Wat kon je opmaken uit de lichaamstaal van degene waar je een conflict mee had?
  3. Ben je zelf bewust rustig gebleven of heb je bewust je stem anders laten klinken?
  4. Wist je de achterliggende oorzaak van het conflict en heb je daar tijdens het conflict rekening mee gehouden?
  5. Heb je iets gewonnen met het conflict?
  6. Wat heeft volgens jou de doorslag gegeven bij de oplossing van het conflict?
  7. Heeft iemand zijn zin doorgedrukt en heeft de ander toegegeven? Of hebben jullie een compromis gesloten? Of is het conflict niet opgelost?

 

Opdracht 2

Lees de tekst over kenmerken van een conflict in Hoofdstuk 15.2 en onderstaande situaties. Beantwoord de vragen.

Situatie 1

Tijdens de werkbespreking hebben Ronald en Rayan een discussie over de regels tijdens het eten met de bewoners van een woonvoorziening voor mensen met een beperking. Zij willen allebei totaal iets anders en de gemoederen lopen hoog op.

  1. Is hier sprake van een conflict of van een meningsverschil?

 

Situatie 2

Zafirah en Wilfred werken allang met elkaar samen. Ze zijn het vaak niet met elkaar eens en laten elkaar zoveel mogelijk links liggen. Samen activiteiten organiseren is voor hen een probleem. Beiden vinden het niet leuk om met elkaar te werken. Op een gegeven moment knalt het. Ze krijgen een conflict omdat Zafirah iets anders uitgevoerd heeft dan volgens Wilfred was afgesproken. Beide voelen zich hier vervelend onder. Na een hoog oplopende ruzie besluiten ze de koppen bij elkaar te steken en eens met elkaar uit te zoeken waarom zij zo’n probleem met elkaar hebben.

  1. Is hier sprake van een constructief of destructief conflict?

 

Opdracht 3

Lees de tekst over conflictmechanismen in Hoofdstuk 15.3 en het tintvlak en maak de volgende opdracht.

 

  1. Bedenk hoe je positief kunt reageren op elk conflictmechanisme.

 

 

Opdracht 4

Lees de tekst over de oorzaken van conflicten en onderstaande situaties. Geef aan welke oorzaak aan het conflict ten grondslag ligt en leg uit waarom.

  1. Situatie 1

De personeelsafdeling zegt meer zeggenschap over de salarissen nodig te hebben. De managers kennen in hun ogen te vaak een hoger salaris toe dan volgens de CAO verplicht is. Er ontstaat een echte strijd tussen de managers en de personeelsafdeling.

  1. Situatie 2

‘Luister eens’, zegt Joan tegen zijn collega Jalil, ‘als het zo moet, dan hoeft het niet meer van mij. Jij zorgt steeds voor problemen. Je had kunnen weten dat er niet voldoende budget was.’

 

Opdracht 5

Het doel van deze opdracht is dat je niveaus en aspecten herkent in een praktijksituatie.

Je leert nu verschillende conflicthanteringsstijlen te gebruiken. Lees voor deze opdracht de tekst over conflicthanteringsstijlen in Hoofdstuk 15.5 en tip 3 in ‘In de praktijk’.

Werkwijze

  • Vorm groepjes van 2 of 3 personen en wijs een woordvoerder aan.
  • Verzin voorbeelden bij elke conflicthanteringsstijl en leg uit waarom deze conflicthanteringsstijl een goede methode is om het conflict op te lossen.
  • De woordvoerder doet verslag van wat jullie gedaan hebben in de groep.

 

Conflicthanteringsstijlen:

  1. Ontlopen
  2. Toegeven
  3. Doordrukken
  4. Resultaatgericht handelen
  5. De gulden middenweg

 

Rollenspel 1

Werkwijze:

Lees onderstaande situatie door. Twee studenten spelen de situatie na. De overige studenten observeren het rollenspel en maken aantekeningen.

Zij stellen vast welke stijl van conflicthantering wordt gebruikt. Vervolgens spelen twee andere studenten de situatie na.

Nabespreking: welke stijlen heb je gezien? is dit de stijl die het meest bij de speler(s) past? Wat zegt dit over zijn of haar behoeften ( denk aan autonomie, opkomen voor je belangen? Zou je het zelf ook zo aanpakken?

Geef feedback aan de spelers.

 

Situatie 1. Het is een drukke dag op je werk, er moet van alles geregeld en georganiseerd worden. Terwijl jij in gesprek bent met de leidinggevende, komt een collega( invalkracht) woedend naar je toe. Jij hebt vergeten bestellingen te doen waardoor de activiteit, die nu zou starten, niet kan doorgaan.

Ze valt tegen je uit, in het bijzijn van je leidinggevende en behandelt je als een klein kind. Dat heeft ze al eerder gedaan, daar heeft ze een handje van.

 

Rollenspel 2

Werkwijze: Kies vijf spelers: een Pedagogisch Werker en vier groepsleden. De vijf spelers werken de situatieschets uit in een rollenspel. De overige studenten observeren het gesprek vanuit de gegevens over de methode ‘confronteren’.

Confronteren: benoem gedrag, gevolg, gevoel,

 

Nabespreking: Hoe was het om de rol van Pedagogisch werker te spelen? Hoe ging jou die stijl in dit rollenspel af? Past de methode confronteren over het algemeen bij je? Is de stijl confronteren goed toegepast? Of waren er ook andere conflicthanteringsstijlen te herkennen?

Is confronteren de juiste stijl om het conflict in deze situatie op te lossen?

 

Situatie 2 Je werkt als Pedagogisch Werker met een groep kinderen van ongeveer 9 tot 12 jaar. Vier kinderen uit de groep spelen samen een spel. Op een gegeven moment ontstaat er ruzie in een groepje: een van de vier wordt beschuldigd van vals spelen en de kinderen zijn heel kwaad op de valsspeler. Zoiets is al vaker gebeurd  en je wilt het conflict oplossen omdat het de sfeer bepaalt. Je besluit om met het groepje in gesprek te gaan en het conflict aan te pakken. Je trekt daar de nodige tijd voor uit. Je gebruikt de stijl confronteren.

 

Rollenspel 3

Werkwijze:

Lees de onderstaande praktijksituatie. Splits de groep in tweeën en wijs uit een groepje Niek aan en uit een ander groepje Nora. Deze beide studenten voeren een onderhandelingsgesprek. De overige studeten observeren de stijl van conflicthantering die elke speler toepast. Welke stijl is kenmerkend voor het gesprek? Herhaal het rollenspel nog een keer; nu met andere spelers en een andere stijl. Welke stijl is in deze situatie het meest constructief?

 

Niek

Tijdens de BPV vraagt Nora aan Niek of hij een paar taken van haar wil overnemen. Nora moet dringend weg, ze moet naar de tandarts. Dat betekent dat Niek iets langer moet doorwerken. Dat vindt hij voor een keer niet zo erg, hij is erg collegiaal. Het valt hem echt op dat Nora dat al twee keer eerder heeft gevraagd de afgelopen drie maanden. Nora had welk een keer een goede reden, net zoals deze keer, maar Niek wil haar deze keer niet zomaar ter wille zijn. Hij vindt dat hij deze keer mag onderhandelen. Er mag nu welk iets tegenover staan, vindt hij.

 

Nora

Nora heeft de laatste tijd wat tegenvallers; doktersbezoeken, tandarts en andere vervelende zaken. Gelukkig is het team uitgebreid met een boventallige stagiair. Ze hebben wel eens andere gehad. Nora durft Niek dan ook wel eens te vragen als de nood aan de man komt om in te springen. Hij is in staat om zelfstandig een klus te klaren.

Deze keer is Nora echter verrast: Niek zet niet meteen “Ja, natuurlijk”, als ze zijn hulp vraagt nu ze met spoed naar de tandarts moet. Hij wil het er met haar over hebben. Ze is verbaasd en kijkt hem vragend aan.

 

Huiswerk voor week 8: Casus bedenken.*

 

 

 

Week 8:

Zie week 7

 

Casus over een conflict  bedenken of laten maken, op papier zetten.

Wat was de situatie? Waar speelt het zich af? Wie zijn er bij betrokken?

De casus wordt door een andere groep uitgespeeld.

 

 

Reflectie over jouw manier van conflicthantering.

 

Week 9:

 

Inleveren lesmap met opdrachten en terugblik leerlijn