De aanslag - Harry Mulisch

De aanslag

Harry Mulisch

Het is januari 1945, vlak voor de bevrijding. Anton Steenwijk en zijn familie zit zoals gewoonlijk stil in hun huis. Vlak voor het huis van de buren, de Kortewegs vindt ’s avonds een aanslag plaats op de grootste verrader en moordenaar van Haarlem en omstreken, Fake Ploeg. De Kortewegs verslepen het lijk naar het huis van de familie Steenwijk. De Kortewegs realiseren zich de consequenties als ze het lijk daar laten liggen, want de Duitsers zullen het huis dan gaan doorzoeken en de familie misschien meenemen. Dus ze besluiten het lijk weer terug te leggen, maar op dat moment komen de Duiters hun straat binnen rijden. Iedereen is geschrokken. Anton’s broer vlucht zelfs weg met het pistool van Fake Ploeg. Anton en zijn ouders worden aangehouden en meegenomen,  alle drie apart. Het laatste wat Anton van zijn huis ziet, is dat het in brand wordt gestoken door de Duitsers. Later hoort hij pas dat zijn broer en zijn ouders al op diezelfde avond zijn geëxecuteerd. Anton wordt die nacht opgesloten in een politiecel, waar hij de cel deelt met een vrouw. Als hij vertelt wat er die avond gebeurt is, reageert zij erg heftig op zijn verhaal. Ze vraagt of hij weet wie er doodgeschoten is en of hij weet wat die man op zijn geweten heeft.

Na die nacht ziet Anton zijn familie niet meer terug.
Hij gaat wonen bij zijn oom en tante in Amsterdam, daar groeit hij verder op. Na de middelbare school gaat hij studeren en wordt hij anesthesist. Tijdens zijn studie komt hij, na een bezoek aan een feestje van een medestudent, weer op de kade waar hij vroeger woonde. Als hij voor de open plek staat, waar vroeger zijn ouderlijk huis stond, nodigt zijn oude buurvrouw hem uit om binnen te komen. Tijdens dat gesprek hoort hij dat er een monument is opgericht op de plek waar vroeger de aanslag had plaatsgevonden. Op  de plaquette van  het monument vindt hij de namen van zijn ouders en van zijn broer.

1956
Tijdens een demonstratie komt hij vlak voor zijn huis in contact met Fake Ploeg jr, de zoon van de vermoorde hoofdinspecteur van de politie Fake Ploeg. Binnen vertellen ze elkaar wat hun beide is overkomen. Fake vindt dat er geen verschil is tussen de dood van Anton’s ouders en de dood van zijn vader destijds. Volgens hem waren ze allemaal onschuldig.

1966
Anton is inmiddels zes jaar getrouwd met zijn vrouw, Saskia de Graaff. Ze hebben elkaar leren kennen in Londen en waren op slag verliefd op elkaar. Haar vader was toen ambassadeur in Athene, maar is nu gepensioneerd en de familie de Graaff woont in Gelderland. Tijdens een begrafenis van een vriend van Antons’ schoonvader, in een dorp ten noorden van Amsterdam, maakt Anton kennis met verschillende oude vrienden van zijn schoonvader en met diversen oud-verzetsmensen. Ze zijn net als in de oorlog zeer antifascistisch. Zij vinden de gebeurtenissen uit de oorlog nog steeds actueel. Opeens hoort hij toevallig hoe iemand beschrijft hoe hij een ander had doodgeschoten terwijl hij diegene voorbijfietsen. Het blijkt inderdaad Fake Ploeg te zijn, waar de mannen het over hebben. De man in kwestie heet Cor Takes, in de oorlog gebruikte hij de schuilnaam Gijs. Cor vond Fake een hufter en hij staat dan nog steeds achter zijn daad om hem neer te schieten. Hij zegt wel dat het zeer spijtig is dat er represailles opgetreden waren, maar zoiets was nu eenmaal onvermijdelijk. Dan vraagt Cor of Anton eigenlijk wel wist waarom ze het lijkt versleept hadden naar hun huis en het niet gewoon hadden laten liggen. Anton heeft daar geen idee van. Opeens vertelt Cor dat hij tijdens die aanslag niet alleen was, hij had een vriendin. Anton begrijpt op dat moment dat dat de vrouw was waarmee hij in de cel had gezeten die avond van de aanslag op Fake Ploeg. Voor Cor is het natuurlijk een grote verrassing dat Anton haar gekend heeft, en wil alles weten wat ze die avond gezegd heeft. Anton kan zich alleen nog maar herinneren dat ze gewond was. Haar gezicht heeft hij in de donkere cel niet gezien. Van Cor hoort hij dat ze Truus Coster heette. Drie weken voor de bevrijding is ze geëxecuteerd in de duinen. Na de begrafenis beseft Anton dat hij toch een beeld heeft van hoe Truus er uit moet gezien hebben: ze moet heel erg op Saskia lijken en dat is ook de reden dat hij verliefd is geworden op Saskia. Anton gaat Takes opzoeken in Amsterdam. Voor Takes is de oorlog nog helemaal niet afgelopen, dat blijkt wel als hij een artikel laat zien waarin staat dat het voormalig hoofd van de Gestapo in Nederland wegens ziekte is vrijgelaten. In een kamer hangt ook nog een kaart met daarop de oorlogsfronten ingetekend zoals die op het eind van de oorlog waren. Aan de wand ziet hij dan opeens een foto van een vrouw: ze lijkt inderdaad sprekend op Saskia, maar het blijkt toch Truus te zijn.

1981
Anton is inmiddels hertrouwd met Liesbeth, nadat hij gescheiden is van Saskia. Hij heeft naast een dochter uit het huwelijk met Saskia ook een zoon met Liesbeth, Peter. Met zijn dochter Sandra is hij nog een keer bij het monument op de kade geweest en op de begraafplaats in Haarlem bij het graf van Truus. Sandra begreep niet waarom hij zo vriendelijk over Truus sprak. Anton reageerde toen met de woorden: 'Iedereen heeft gedaan wat hij heeft gedaan en niets anders'. Tijdens dit zeggen beseft Anton dat deze woorden van Truus waren geweest.

Het boek eindigt met de ontmoeting tussen Anton en Karin Korteweg, zijn oude buurmeisje, tijdens een demonstratie tegen de atoombewapening. Van Karin hoort hij het laatste antwoord dat hij altijd al had willen weten: de reden dat Ploeg niet voor het andere huis werd gelegd in de straat. Dit kwam omdat daar joden ondergedoken zaten. En dat had niemand geweten.

Titelverklaring:

De titel van het boek slaat op de centraal staande gebeurtenis in dit boek: "De aanslag" op Fake Ploeg.

Genre:

Oorlogsroman. Het verhaal gaat eigenlijk over een gebeurtenis in de oorlog en dat heeft op de rest van het boek een grote invloed.

Thema:

Het thema in de aanslag is het probleem van verantwoordelijkheid en schuld en doorwerking van het verleden en het heden.

Tijd en vertelde tijd:

De periode waarin het verhaal zich afspeelt is achtereenvolgens: 1945, 1952, 1956, 1966 en 1981. De vertelde tijd is bijna 37 jaar. De verteltijd is 254 bladzijden. Het verhaal wordt chronologisch verteld, maar er zijn af en toe wel verwijzingen naar vroegere of latere gebeurtenissen. Uit de genoemde periodes worden telkens maar een of twee dagen detaillistisch beschreven. In elk eerste hoofdstuk van een episode wordt de tijd tussen de vorige en de nieuwe episode samengevat.

Ruimte:

De aanslag, de belangrijkste gebeurtenis uit de roman, wordt gepleegd in Haarlem. De kade in Haarlem, waaraan Anton woonde, wordt in de proloog uitvoerig beschreven. In 1952 gaat Anton voor het eerst na de aanslag terug naar Haarlem. Anton wil nooit meer terug naar Haarlem, niet meer herinnerd worden aan de aanslag. Later gaat hij er toch nog een keer met zijn dochter Sandra naar toe. Na de aanslag woonde Anton bij zijn oom en tante aan de Apollolaan in Amsterdam. Apollo is de god van het licht. Dit staat in tegenstelling tot de duistere gebeurtenis in Haarlem. In 1969 kocht Anton een huis in Toscane, waar hij de vakanties doorbracht. Hij kwam er erg graag, wilde er later altijd gaan wonen. Hij genoot vaak van het uitzicht op het landschap dat in ieder geval ver verwijderd was van Haarlem, 1945. Toch maakt Anton juist in Toscane een crisis door. Daarna hadden het huis en het uitzicht hun perfectie verloren. De donkere cel, waar Anton praatte met het meisje, was heel belangrijk voor hem. Het symboliseert de duisternis en de eenzaamheid waarin Anton na de aanslag verkeerde. In die donkere cel was een lichtpuntje, de vingertoppen van het meisje over Antons gezicht. Naar dat licht is Anton zijn hele leven op zoek. Als laatste is er het huis van Takes, dat leek op een ondergronds hoofdkwartier.

Harry Mulisch:

Mulisch, de zoon van een Oostenrijks-Hongaarse vader die collaboreerde tijdens de Tweede Wereldoorlog en een Duits-Joodse moeder, groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog, die een sterke invloed op hem en zijn schrijverschap had. In 1947 verscheen zijn eerste verhaal (De kamer), in 1952 volgde zijn eerste roman: archibald strohalm. Vele andere werken volgden, waaronder Het stenen bruidsbed (1959), Twee vrouwen (1975), De aanslag (1982) en De ontdekking van de hemel (1992). Zijn laatste roman was Siegfried, verschenen in 2001. 'Magisch-mythisch' is een veelgebruikte aanduiding voor een groot deel van zijn oeuvre.

Mulisch geldt als een van de belangrijkste naoorlogse Nederlandse schrijvers. Hij wordt tot "De Grote Drie" van de naoorlogse Nederlandse literatuur gerekend, waartoe ook Willem Frederik Hermans en Gerard Reve behoren. Mulisch won een groot aantal literaire prijzen, waaronder de Prijs der Nederlandse Letteren en de P.C. Hooft-prijs, beide voor zijn gehele oeuvre. De ontdekking van de hemel werd in 2007 uitgeroepen tot het beste Nederlandstalige boek aller tijden. In oktober 2010 overleed de auteur op 83-jarige leeftijd aan kanker.

Ik vond het boek interessant en spannend. Het was een leuk boek om de lezen en tegelijkertijd was het ook een beetje leerzaam. Er worden namelijk situaties beschreven die in de oorlog op een hele andere manier werden aangepakt dan hoe dat nu gebeurt en dat wist ik niet. Wel vond ik het boek soms een beetje verwarrend en dus lastig om te lezen. Ik denk dat dit komt omdat er soms Duitse woorden in voorkwamen waarvan in de betekenis niet wist. Maar voor de rest is het boek zeker een aanrader!