Lesdoelen:
Aan het eind van deze les ...:
Theorie
Vandaag ga je aan de slag met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. Deze twee voornaamwoorden lijken wel een beetje op elkaar en zijn daarom makkelijk te verwarren.
Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden vervangen zelfstandige naamwoorden (verwijswoorden), bijvoorbeeld:
Chris kan heel goed voetballen → Hij kan heel goed voetballen.
of
Marije geeft het boek aan Maud → Zij geeft het boek aan haar.
Als het persoonlijk voornaamwoord naar een persoon verwijst, kun je ook iemand neerzetten.
In het schema hieronder vind je alle persoonlijke voornaamwoorden en wanneer deze worden gebruikt.
|
Als onderwerp in de zin |
Als ander zinsdeel |
eerste persoon |
ik |
mij, me |
tweede persoon enkelvoud |
jij, je, u |
jou, je, u |
derde persoon |
hij, zij, het |
hem, haar, het |
eerste persoon |
wij, we |
ons |
tweede persoon meervoud |
jullie, u |
jullie, u |
derde persoon |
zij, ze |
ze, hen, (hun) |
Het woordje het is dus meer dan alleen lidwoord. In sommige gevallen heb je namelijk niet met een lidwoord te maken, maar met een persoonlijk voornaamwoord. Een voorbeeld hiervan is:
Dat paard staat te grazen. Hetheeft al heel veel kilo's gras gegeten.
Het verwijst hier naar het paard en is dus een persoonlijk voornaamwoord.
Bezittelijke voornaamwoorden
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord (het bezit) waarbij het hoort!
Voorbeeld hiervan zijn:
jouw pen, mijn huis, onze auto, zijn jas, haar schrift, uw tas.
Indien het voornaamwoord achter het zelfstandig naamwoord (bezit) staat, dan heb je met een persoonlijk voornaamwoord te maken, bijvoorbeeld:
die pen is van jou, die tas is van mij, die jas is van u etc.
In het schema hieronder is duidelijk te zien welke bezittelijke voornaamwoorden horen bij de persoonlijke voornaamwoorden.
|
PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD |
BEZITTELIJK VOORNAAMWOORD |
|
|
Als onderwerp in de zin |
Als ander zinsdeel |
Van wie iets is |
eerste persoon enkelvoud |
|
mij, me |
mijn, m’n |
tweede persoon enkelvoud |
jij, je, u |
jou, je, u |
je, jouw, uw |
derde persoon enkelvoud |
hij, zij, het |
hem, haar, het |
zijn, z’n, haar |
eerste persoon meervoud |
wij, we |
ons |
ons, onze |
tweede persoon meervoud |
jullie, u |
jullie, u |
jullie |
derde persoon meervoud |
zij, ze |
ze, hen, (hun) |
hun |
In dit schema is te zien dat er bij de bezittelijke voornaamwoorden jouw en uw een -w achter staat. Deze -w geeft aan dat je met een bezittelijk naamwoord te maken hebt. Die komt er dan ook alleen achter als het om een bezittelijk voornaamwoord gaat!
Bekijk voor extra uitleg over deze woordsoorten de onderstaande filmpjes:
Opdracht 1
Maak onderstaande oefening over persoonlijke voornaamwoorden.
Opdracht 2
Maak onderstaande oefening.
Opdracht 3
Noteer uit onderstaande zinnen de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. Het kan zijn dat een van de twee niet in de zin staat. Ook kunnen er juist meerdere in staan. Doe dit op de volgende manier:
Wil jij mijn schrift even aangeven?
Noteren: pers.vnw = jij bez.vnw = mijn
1. Maarten heeft mijn pen geleend.
2. Ik zou je graag ons huis laten zien.
3. Wanneer is jouw vader eigenlijk jarig?
4. Ruud vindt dat hij zijn werk goed heeft gedaan.
5. Onze trainer speelt vaak een potje met ons mee.
6. Ga jij vrijdag ook naar haar feestje?
7. Wilt u laten zien hoe wij dat moeten doen?
8. Meneer, uw portemonnee viel uit uw tas.
9. Zal ik hem voor u oprapen?
10. Ik vond jouw schilderij ontzettend mooi.
Opdracht 4
Maak onderstaande oefening.
Opdracht 5
Klik op onderstaande linkjes, bekijk de filmpjes eventueel nog een keer en maak bij elk filmpje de quiz.
https://schooltv.nl/link/jou-of-jouw/
https://quiz.ntr.nl/quiz/start/quiz_id/155
Extra oefeningen voor het bezittelijk voornaamwoord vind je hieronder:
http://www.berktekst.nl/grammatica/grammatica-woordsoorten/bezittelijk-voornaamwoord/
Lees de tekst en dan kan je de verschillende oefeningen maken.
Quiz
https://www.taalvoutjes.nl/quiz-me-mijn-jouw
Hieronder vind je de antwoorden van opdracht 3: