2.2.4 Telwoorden en voorzetsels

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:



Theorie
We gaan deze les aan de slag met weer twee nieuwe woordsoorten, namelijk telwoordenen voorzetsels. De telwoorden hebben, het woord zegt het al, alles te maken met tellen. En voorzetsels zijn kleine woordjes die in een woordgroep staan en een verband aangeven.

 

Telwoorden
Je hebt twee verschillende soorten telwoorden, namelijk: hoofdtelwoordenen rangtelwoorden.


Hoofdtelwoorden
Bij hoofdtelwoorden horen de aantallen, bijvoorbeeld: één, twee, drie, vier etc. Je telt als het ware de hoofden.


Rangtelwoorden
Bij rangtelwoorden gaat het om de plaats in de rij, bijvoorbeeld: eerste, tweede, derde, vierde etc. Het geeft eigenlijk de volgordeaan.


Bepaalde en onbepaalde telwoorden
Er valt bij de telwoorden nog een onderscheid te maken, namelijk bepaaldeen onbepaalde telwoorden.


Bepaalde telwoorden
Bij bepaalde telwoorden heb je te maken met telwoorden waarvan het aantal bekend is. Voorbeelden hiervan zijn: eerste, twee, tachtig.


Onbepaalde telwoorden
Bij onbepaalde telwoorden heb je juist te maken met telwoorden waarvan het aantal onbekend is. Voorbeelden hiervan zijn: zoveelste, wat, weinig, veel, enkele.

 

 

Voorzetsels
Voorzetsels zijn woorden als: voor, achter, in, uit, langs, onder, boven etc. Je gebruikt ze niet los, maar altijd in combinatie met een ander woord, bijvoorbeeld: op tafel, uit school, door mij.
 

Vaak staan er andere woorden tussen het voorzetsel en het woord waarbij het hoort, zoals: in de kast, tussen mijn boeken, na een harde val, door twee leerlingen, bij die oude molen

Het kooitje
Een ezelsbruggetje om veel van deze voorzetsels te onthouden is het vogelkooitje. Je kan bijvoorbeeld zeggen:

-de vogel vliegt door het kooitje;

- de vogel vliegt in het kooitje;

- de vogel vliegt langs het kooitje;

- de vogel vliegt uit het kooitje;

- de vogel vliegt boven het kooitje;

- de vogel vliegt onder het kooitje;

- de vogel vliegt naast het kooitje;

- en ga zo maar door.

 

Splitsbaar werkwoord en voorzetsel
In een zin als: Morgen maak ik het geld naar je over lijkt over net een voorzetsel, maar dat is het hier niet.

Je hebt hier namelijk te maken met het splitsbare werkwoord overmaken. Hier is over dus een gedeelte van het werkwoord en dus geen voorzetsel.

 

 

Opdracht 1
Schrijf van de volgende woorden op of je met een hoofdtelwoord of een rangtelwoord te maken hebt.

achtste                                            honderdtwee

negen                                             derde

negenhonderdste                           vierentwintigste

driehonderdvierentwintig                achtennegentig


Opdracht 2
Geef van onderstaande telwoorden aan of deze bepaald of onbepaald zijn. 
 

1. 17

2. weinig

3. enkele

4. tweeëntwintigste 

5. honderd

6. sommige

 

 

Opdracht 3
Haal uit onderstaande zinnen alle telwoorden en geef aan om wat voor telwoord het gaat. Kies uit: b/ohtw of b/ortw. 

 

Voorbeeld: Vanaf dag één weet ik dat dit werk leuk vind. 

Noteer: één = bhtw (bepaald hoofdtelwoord)


1. Vandaag is Mila haar eerste tandje eruit gegaan. 

2. Op haar zestiende verjaardag kreeg Kim extreem veel cadeautjes. 

3. Die hond heeft vijf puppies gekregen. 

4. Ik hoop dat er genoeg ijs is, want ik sta als laatste in de rij en ik wil wel drie bolletjes. 

5. Wij hebben vandaag zestien kilometer gefietst. 

6. ​Johannes kwam als zevenendertigste over de finish. 

 

 

Opdracht 4
Maak onderstaande oefening.

 

 

Opdracht 5 Alles door elkaar!
Noteer van de aangegeven woorden tot welke woordsoort zij behoren. Gebruik de afkortingen:

ww - blw of olw - zn - bn - aanw.vnw - vr.vnw - pers. vnw - bez. vnw - bhtw of ohtw - brtw - ortw - vz

 

1. (1)Mijn (2)vader (3)kreeg (4)voor (5)zijn (6)vijftigste (7)verjaardag (8)mooie gitaar.

2. (1)Ik (2)ben vrijdag (3)naar (4)het (5)laatste (6)deel geweest (7)van (8)James Bond (9)in de bioscoop.

3. (1)Eveline (2)is (3)dit (4)jaar al (5)vier keer te laat gekomen (6)bij (7)wiskunde het (8)eerste uur.

4. (1)Weet (2)jij (3)wie (4)mijn (5)mentor (6)is komend jaar?  

 

 

 

 

 

Extra oefeningen voor telwoorden vind je hieronder:

https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/woordsoorten/telwoorden/

Extra oefeningen voor het voorzetsel vind je hieronder:

Maak de oefeningen waar voorzetsel bij staat.

https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/woordsoorten/vz-bij-wvw/

 

 

 

De antwoorden van opdracht 1, 2, 3 en 5 vind je hieronder:

antwoorden