1.1.5 Infinitief

Lesdoelen:

Aan het eind van deze les ...:

 

Theorie
De infinitief is de woordenboekvorm van een werkwoord. Het wordt de woordenboekvorm genoemd, omdat alle werkwoorden alleen in deze vorm te vinden zijn in het woordenboek. Dit klinkt misschien heel ingewikkeld, maar de infinitief is niets meer dan het hele werkwoord in de tegenwoordige tijd.

Voorbeelden van infinitieven zijn:

lopen, dansen, werken, maken, schoonmaken, doen, gebeuren etc.


Wanneer je werkwoorden in een andere tijd ziet staan, moet je er dus goed opletten dat je voor de infinitief de tijd ook verandert!

liep → lopen, zwommen → zwemmen, gedaan → doen

 

Spelling van de infinitief

 


Opdracht 1
Maak onderstaande oefening.

 

Opdracht 2
Hieronder staan rijtjes met woorden. Telkens is één woord geen infinitief. Noteer het woord dat geen infinitief is.

1. dansen, computeren, geslaagd, zingen

2. schoonmaken, sprongen, helpen, lopen

3. riepen, dragen, jagen, delen

4. gaan, hebben, deden, komen

5. gebeuren, ruiken, schuiven, gegeten

 

Opdracht 3
Schrijf van de volgende woorden de infinitief op.

1. nagekeken

2. geroken

3. hielpen

4. tennisten

5. ga

6. gedaan

7. gebeurd

8. geef over

9. verliet

10. bevroor

 

 

Hieronder vind je de antwoorden van opdracht 2 en 3: 

antwoorden

 

 

 

Ben je klaar? Ga dan door naar extra en kies daar zelf welke opdracht(en) je gaat maken.