Het signaleren van onderpresteerders verdient bijzondere aandacht. Bij deze groep kinderen komt hoogbegaafdheid niet zichtbaar naar voren bij het zien van de schoolprestaties. Dit geldt zowel bij de kleuters als op latere leeftijd bij kinderen.
Het onderpresteren moet niet worden onderschat. Een kleuter, die als peuter al heeft geleerd hoe het zich moet aanpassen, daar in schuilt het gevaar. Het kind weet dat namelijk precies!
Het kind weet thuis en school ook al van elkaar te scheiden, door op school geen interesses te hebben en thuis bijvoorbeeld het liefst sommetjes aan het maken is.
Kaufmann (1991 p.76) omschrijft onderpresteren als volgt “Onderpresteren is langdurig minder presteren dan wat op basis van de aanwezige mogelijkheden van iemand verwacht mag worden.”
Onderpresteren is in twee groepen te scheiden:
De relatieve onderpresteerders, deze kinderen presteren het zelfde als het gemiddelde in de groep. Dit zijn kinderen die voortdurend onder hun eigen niveau presteren.
Deze kinderen zijn voor de leerkracht niet in beeld als zijnde dat ze hoogbegaafd zijn.
De absolute onderpresteerders, presteren onder hun eigen niveau en ver beneden het groepsniveau. Het zijn de kinderen die opvallen in de groep.
Als een leerkracht de onderpresteerder wil begeleiden is het van belang dat de leerkracht de motieven van het kind kent. Om die motieven te vinden, heb je alleen wel meteen een lastig punt, het is moeilijk om dit te vinden.
Onderpresteren is niet iets wat van de één op andere dag ontstaat. Het is een sluipend interactief proces.
Het is een proces tussen leerling en leerkracht, maar er moet niet gezegd worden dat het opzettelijk gebeurd dat de leerkracht het kind niet goed heeft begeleidt.
Het is signaleren blijft erg belangrijk.
Zodra een absolute onderpresteerder zich niet uitgedaagd voelt kan het kind zich gaan vervelen en fouten gaan maken. Het eigen werk is niet meer interessant.
Wat er meestal gebeurd is dat er oefen en herhalingsstof wordt aangeboden. Dit komt door het gedrag wat het kind laat zien à verveling, fouten maken, etc.
Het is een vicieuze cirkel die doorbroken moet worden.
De problemen bij onderpresteerders beginnen pas goed zichtbaar te worden vanaf groep vijf.
Door het selectief te luisteren naar instructies heeft het niet alles meegekregen en een selectie gemaakt in waar het kind wel naar wil luisteren.
Het kind krijgt doordat er herhaling valt in de instructie meerdere keren de stof te horen.
Er vindt een kwaliteitsdaling plaats. Het niveau komt onder het beheersingsniveau te staan.
Dit maakt het voor het kind nog meer demotiverend en het kan gefrustreerd raken.