Van Gerven (2002) zegt dat hoogbegaafdheid vaak omschreven wordt aan de hand van een triadisch model van J. Renzulli en F. Mönks. Hoogbegaafdheid is meer dan alleen het intelligentiequotiënt (130). Het is namelijk haast onmogelijk om een eenduidige definitie te geven van hoogbegaafdheid (Althuizen, de Boer & van Kordelaar, 2015).
https://talentstimuleren.nl/thema/begaafdheid/theorie-modellen/monks
Renzulli zette eind jaren zeventig van de vorige eeuw hoogbegaafdheid opnieuw op de kaart. Zoals in het bovenstaande model ook zichtbaar is zie je de drie ringen die Renzulli benoemd. Intelligentie, creatief en motivatie. Mönks heeft enkele jaren later de drie ringen van Renzulli in een driehoek geplaatst. Zo kwam daar de toevoeging van gezin, school en vrienden.
Hoogbegaafdheid kan tot uiting komen wanneer de drie persoonlijke factoren (intelligentie, creativiteit en motivatie) onder invloed van omgevingsfactoren (gezin, school en vrienden (peers)) zichtbaar gemaakt kunnen worden.
Intelligentie |
Motivatie |
Creatief |
|
|
|
Hoogbegaafdheid heeft te maken met de interactie tussen de mens en zijn omgeving (van Gerven, 2002). Een kind heeft zijn omgeving nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen.
Men zou zich ook eens af kunnen vragen of een hoge intelligentie en een groot denkvermogen wel als belangrijkste eigenschappen gezien zouden moeten worden van hoogbegaafdheid.
Bovenstaande van de omgevingsfactoren samengevat:
In de klas is het belangrijk dat de leerkracht het kind blijft uitdagen en het laat merken dat het kind er mag zijn.
Voor ouders is het belangrijk dat de leerling zich thuis prettig moet kunnen voelen, dat ouders de leerling motiveren en op een positieve manier aankijken tegen het presteren van de leerling speelt een grote rol.
Zodra de leerling thuis gedrag gaat laten zien zoals slecht slapen, driftbuien, slecht humeur, buikpijn, hoofdpijn moet je je als ouder afvragen of het wel goed gaat op school (signalering).