Goede begeleiding van de groep in de verschillende fasen die bij de vorming ervan doorlopen worden, is van grote importantie voor de mogelijkheid gelijke kansen te scheppen. Tuckman en Jensen (1977) stelden al dat er vier fasen zijn:
- Fase 1 Forming
- Fase 2 Storming
- Fase 3 Norming
- Fase 4 Performing
Kort samengevat is fase 1 de fase waarin de groep zich langzaam begint te vormen. Er wordt verkend. Belangrijke vragen daarbij zijn of de groep al eerder als groep heeft gefunctioneerd alsook de leeftijd van de groepsleden. Hoe ouder de leerlingen, hoe minder intensief de mentale en fysieke groei blijkt na een zomervakantie. In fase 2 gaan kinderen erkenning zoeken en hun positie verwerven. Ieder kind wil ruimte om keuzes te maken. Dit kan leiden tot botsingen. In de fase Norming worden de binnen de groep geldende normen vastgesteld. Die zullen het groepsfunctioneren beïnvloeden. Als doelen en normen positief zijn, werken ze vooral positief voor de groep zelf. Ze hoeven niet automatisch positief te zijn voor het leren of de relatie met de leerkracht. Fase 4 is de langste fase in het onderwijs. Als de rollen zijn verdeeld en de normen bepaald, is het tijd om tot uitvoering over te gaan.
De begeleidende rol van de leerkracht komt tot uiting in het scheppen van een veilig klimaat, stelt Van Engelen (2016). Iedere leerling moet het gevoel hebben deel uit te maken van de groep. Het bewust zijn van de voorbeeldrol die dagelijks door de leerkracht gespeeld moet worden, is nodig. Wanneer tijdens een lopend schooljaar nieuwe kinderen in een groep instromen, zullen er in de groep opnieuw wat ‘kaarten geschud’ worden. In dat herschikkingsproces zal een leerkracht goed moeten observeren en waar nodig aansturen om de dynamiek van de groep niet al te zeer in onbalans te laten brengen.
In de afgelopen jaren blijken jongens steeds verder achterop te raken in het onderwijs. Zij zijn volgens Van Engelen (2016) oververtegenwoordigd in het speciaal basisonderwijs (bij gediagnosticeerde gedragsproblemen) en worden gezien als ‘probleemveroorzakers’ in slecht lopende groepen. Hoe wij met hen omgaan, is bestudeerd door Angela Crott (2013). Zij constateert dat er een verschuiving plaats heeft gevonden in de waardering van het gedrag van jongens in de laatste decennia. Jongens zijn actiegericht, lui, ze experimenteren, zijn agressiever dan meisjes en nemen meer risico’s. Vóór de jaren zeventig van de vorige eeuw werd dit gedrag gelabeld als normaal. Maar in de decennia daarna is de waardering voor dit gedrag meer en meer verschoven naar ‘negatief’.
Van Engelen (2016) stelt dat in het onderwijs en de pedagogiek op lange tijd op grote schaal de mening was dat gedrag bepaald werd door de sociale omgeving, zoals opvoeding en maatschappij (nurture). Jongens waren niet te veranderen. Inmiddels zijn er ook velen die menen dat gedrag door aanleg wordt bepaald (nature). Het feminisme en de feminisering van het onderwijs heeft het inmiddels meer en meer vrouwelijk gemaakt. De normen die scholen en (veelal) vrouwelijke leerkrachten stellen, brengen jongens met hun gedrag meer in conflict daarmee. Hierop zicht krijgen is belangrijk. Pas daarna is een verandering van visie en aanpak mogelijk. Er komt meer ruimte hiervoor. Van Engelen (2016) geeft enkele adviezen aan leerkrachten:
- ga met mannenogen kijken naar jongensgedrag;
- verdiep je in de manier waarop jongens denken en handelen;
- respect hebben voor gedrag van jongens helpt een warme en effectieve relatie te
scheppen;
- zoek naar hun specifieke onderwijsbehoeften (Zij vinden het bijvoorbeeld fijner om na een conflict even
alleen gelaten te worden. Het gesprek erover komt later);
- kies werkvormen waar actiegerichtheid een rol speelt;
- geef jongens ook ruimte om elkaar lichamelijk te ontdekken;
- geef hen ook de ruimte beschermend te zijn. Zij zijn op een andere manier ‘sociaal werker’ dan
meisjes.
In het algemeen geldt voor alle begeleiders van kinderen en jongeren in het onderwijs: “Teach what you preach”: laat zien dat je te vertrouwen bent, laat zien dat je verschillen respecteert en dat je leerlingen het vertrouwen geeft wat ze zo hard nodig hebben. Daarmee wordt Kansgelijkheid dichterbij gebracht.