Praktijkervaring - interview

Een ervaringsdeskundige in het vormen en coachen van groepen jongeren is kinder- en jeugd therapeut Nelke Willems. Zij begeleidt al jaren zogenaamde samenspelgroepen. Deze groepen zijn onderdeel van EDUZON, een instelling die werkt met mensen met autisme in allerlei leeftijdscategorieën. Deze kinderen en jongeren krijgen de kans te oefenen met elkaar in sociale vaardigheden, weerbaarheid en procesaanpak.

 

Hoe stelt u een groep samen?

Nelke: Bij het samenstellen van een samenspelgroep hanteer ik een duidelijke aanpak. Vooraf denk ik na over de leeftijdsgroep en of de mensen die in aanmerking komen, mét hun bijkomende beperkingen, wel gaan passen binnen een beoogde samenstelling. We gaan kaderen: willen we kinderen die in principe normaal begaafd zijn en behept zijn met autisme of zoeken we naar een mix van kinderen die autisme hebben, maar daarbij als comorbiditeit een verstandelijke beperking hebben of een andere stoornis? Daar wordt eerst door begeleiders een keuze in gemaakt. Tot nu toe koppelt men graag normaal -  tot hoogbegaafden aan elkaar, omdat men merkt dat die qua tempo van leren en de mogelijkheid om elkaar uitdaging te bieden het best passen.

 

Welk soort interventies past u toe om zo’n samengestelde groep tot een eenheid te smeden?

Nelke: Altijd is de insteek om eerst te gaan werken aan veiligheid. Kinderen en jongeren die starten, voelen dat in principe nog niet. Alles wat nieuw is, is sowieso voor kinderen met autisme iets om enorm tegenop te zien. Allereerst wordt duidelijk gemaakt met wie ze te maken hebben (kennismaken). Dan worden groepsafspraken gemaakt, waardoor heel helder is voor iedereen dat wat hij/zij graag zou willen hier ook voor handen is. En de begeleiders beloven te bewaken dat het veilig blijft. Per bijeenkomst is er een vaste structuur, wat steun biedt. Die structuur is er ‘voor altijd’. Toch kunnen die afspraken in de loop van een jaar wel gewijzigd worden. Gaandeweg de rit, wanneer je merkt dat de veiligheid in de groep toeneemt, ontstaat er ruimte om meer te experimenteren en de jongeren uit te dagen om ook eens buiten die structuur te stappen. Wat we ook altijd doen, is de wetten die betrekking hebben op groepsvorming te eerbiedigen. Eerst komt het accent op je ‘ik’ te liggen, dan op ‘de ander’ en daarna op ’samen’.

 

Heeft u ervaring met het Pigmalion-effect (het feit dat ieder een ander altijd ‘weegt’ vanuit een eigen achtergrond en dat je voor je aannames bevestiging zoekt)?

Nelke: Ik ben inmiddels zo ervaren dat ik weet dat niet één kind gelijk is, ook niet een kind of jongere met autisme. Ieder kenmerk van autisme is ook weer verschillend aanwezig bij elk kind. Dus ieder brengt zo zijn eigenheid mee. Daar heb je op in te steken en mee om te gaan.

 

Factoren die van invloed op groepsvorming kunnen zijn, zijn humor en leren door te doen. Hoe komt dit bij u in de groep voor?

Nelke: Het leren door te doen gebeurt zeker, omdat niet ieder leert van luisteren of kijken, maar juist van ‘aan het lijf ervaren’. De doelen die aan het begin van een samenspelgroep worden gesteld, zijn meteen individueel. Ieder kind of iedere jongere die mee gaat doen, laat aan het begin weten wat ze willen leren en wat ze verwachten. En dat gebeurt pas als de veilige sfeer er is. Kinderen en jongeren hebben geen gelijke kansen om die doelen te bereiken. Naast dat er genetisch een aantal zaken meegegeven zijn, spelen ook zaken als sociaal milieu (afkomst) mee. Het is nogal bepalend of je in een thuissituatie opgroeit waar het altijd veilig, overzichtelijk, hartelijk en liefdevol is of dat je thuis altijd onveiligheid ontmoet, waar je behoedzaam moet zijn. En ook of je altijd alles hebt kunnen krijgen en je nooit een strobreed in de weg is gelegd of dat je het door vechten en schade en schande allemaal hebt moeten leren. De sociale verschillen zijn wel degelijk van invloed op de slagingskansen van iemand.

 

Wat is uw visie op het werkbaar maken van Passend onderwijs?

Nelke: Het gaat verkeerd op het feit dat er niet écht gekeken wordt naar wat het individuele kind, dat om zorg vraagt, nodig heeft. Er wordt gekeken naar hoe de methode is. Het format is leidend voor wat het kind in feite vraagt. Eigenlijk is het zo dat het kind in de vorm geperst wordt, terwijl het kind niet in die vorm kán. Het past daar niet. En het zou ontzéttend mooi zijn, als er een vorm om het kind heen kwam…

 

Een helder statement, waar de schrijvers van deze WIKI zich in kunnen vinden. Uit bovenstaande blijkt dat er een verband is tussen orthopedagogiek en orthodidactiek. Er is met andere woorden een duidelijke link tussen gedrag en leren.