Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner (1979) laat zien dat iemand wordt beïnvloed door zijn omgeving. Het gezin waarin hij opgroeit, de maatschappelijke omgeving en de cultuur.
Het gaat dan om de heersende waarden en normen waaraan men zich houdt en waaraan het moeilijk ontworstelen is als je daar nog middenin zit. Uitspraken als: “Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg” en “Wie als een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje” zijn daar voorbeelden van. Het vergt moed en doorzettingsvermogen om je daaraan te ontworstelen. Zeker op jonge leeftijd is dat lastig.
Een van de belangrijkste invloeden is de sociaaleconomische status die iemand heeft. Deze status verwijst volgens Mitchell (2018) naar de economische en sociale positie van een individu of een gezin in relatie tot anderen. Deze positie is gebaseerd op inkomen, onderwijs en beroep.
Wanneer een leerling in een gezin opgroeit waar ook de ouders een goede opleiding genoten hebben, dan zorgt dit ervoor dat er al een voorsprong ontstaat. Hart en Risly (in Mitchell, 2018) tonen in hun onderzoek aan dat in gezinnen met een lager opleidingsniveau de kinderen een flink kleinere woordenschat hebben dan kinderen die opgroeien in een gezin waarin de ouders doorgeleerd hebben. Dit heeft gevolgen voor hoe zij starten binnen het onderwijs. Ze zullen eerst deze achterstand in moeten halen voor ze in dezelfde mate gebruik kunnen maken van alle mogelijkheden die het onderwijs biedt. Een uitzondering hierop zijn kinderen van migranten. Deze zijn vaak wel hoogopgeleid, maar hebben toch een taalachterstand waardoor zij eveneens met een achterstand aan het onderwijs beginnen. De Onderwijsraad (2016/2017) is zich hiervan bewust en pleit dan ook voor een leven lang leren. Dit zorgt ervoor dat kinderen zien dat leren belangrijk is en dat ouders meer betrokken blijven bij het onderwijs. Zo kunnen ze beter opkomen voor de belangen van hun kinderen, omdat ze beter begrijpen waar kansen en mogelijkheden liggen. Ook zorgt het ervoor dat men meer kansen op de arbeidsmarkt heeft en houdt, waardoor er meer mogelijkheden zijn tot het verbeteren van de sociaaleconomische status.
De economische positie bepaalt of iemand meer kansen kan “kopen”. In het geval van onderwijs kun je dan denken aan bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding. Degene die financieel draagkrachtig is, kan dit wel inzetten om zo zijn kind extra te ondersteunen bij zijn opleiding. Ook dit levert kansongelijkheid op. Aan de andere kant zijn er zeker leerlingen die zich nergens door uit het veld laten slaan, over veel veerkracht beschikken en ondanks hun lage sociaaleconomische status toch kans zien om alle mogelijkheden die er zijn te benutten.