Opdracht labmethoden

Niet alle labmethoden voldoen even goed aan de onderzoeksdoelen zekerheid en fit. In de derde video worden daarom de methoden op volgorde van sliders gelegd. De docent nodigt je uit dit zelf ook te doen. Deze oefening helpt daarbij.

  1. Maak een groot vel met 3 kolommen en rijen. Geef de kolommen namen: echte context, gesimuleerde context, eigen ideeën. Geef de rijen de namen speculatie, evaluatie, validatie.
  2. Leg de kaarten in het juiste vakje. Als je wil mag je gebruik maken van de sliderposities rondom zekerheid en fit.
  3. De docent stelt dat het soms uitmaakt hoe je de methode precies uitvoert, waar je hem zou neerleggen. Probeer dit uit.
    1. Kies een methode die helemaal links ligt bij echte context, en bedenk hoe je hem als simulatie zou kunnen uitvoeren.
    2. Kies een methode in het midden ligt (simulatie) en bedenk hoe de methode zou veranderen bij een verschuiving naar links (echte context) of naar rechts (eigen ideeën).
    3. Kies een methode die helemaal onder ligt (validatie) en bedenk hoe je de methode zou veranderen als je hem hoger zou leggen (evaluatie) probeer ook een of twee methoden zo te veranderen dat je ze lager zou leggen.
  4. (Bonus). Misschien vond je bovenstaande oefening voor sommige methoden makkelijker dan voor andere methoden. Je zou kunnen zeggen dat methoden die makkelijk aan te passen zijn om anders op de twee doelen te scoren 'vrijer' zijn dan methoden die moeilijk aan te passen zijn. Breng voor elke methode in kaart hoe "vrij" deze is op de twee assen.