In de vorige stappen heb je gekeken naar de bouw van moleculen. Moleculen bestaan uit nog kleinere deeltjes.
Atomen bestaan uit een kern en daaromheen draaien elektronen. Die kern bestaat uit protonen en neutronen in de kern. Elk uniek element bestaat uit een bepaald aantal protonen, neutronen en elektronen.
Maar hoe weet je nu hoeveel protonen, neutronen en elektronen er in een atoom zitten? Daarvoor kun je het Periodiek Systeem weer goed gebruiken.
Lees daarvoor de Kennisbank Soorten stoffen. Bekijk pagina 1 (atomen), 2 (periodiek systeem) en 3 (ionen).
![]() |
Soorten stoffen |
Drie voorbeelden:
Je hebt eerder al geoefend met het bouwen van moleculen.
Nu ga je oefenen met het bouwen van atomen. Gebruik hierbij de website Build an atom.
Je kunt hier zelf een atoom opbouwen met protonen, neutronen en elektronen.
Je zult merken dat als je voldoende elektronen toevoegt, het begrip ‘neutraal atoom’ verschijnt. Ook merk je dat de elektronen vanzelf naar de juiste plek worden toegebracht. De ‘elektronenschil’ dicht bij de kern noem je de eerste schil. Daarna volgt een tweede schil en zo verder.
Als je extra neutronen toevoegt, kun je er soms meer toevoegen dan je zou verwachten. Atomen waarbij het woord ‘stabiel’ verschijnt, is een mogelijkheid. Zie je het woord instabiel, dan is het niet zo’n goede combinatie!