De bloedsomloop behoort tot de vitale stelsels. Als er iets mis gaat in de bloedsomloop dan kan dit levensbedreigend zijn. De bloedsomloop bestaat uit:
Bloed
Bloed komt in alle delen van het lichaam van je hersenen tot je tenen. Dit komt door de bloedcirculatie. De bloedsomloop begint bij het hart en eindigt weer bij het hart. Als de bloedsomloop langs de organen en andere lichaamsdelen. Hier worden verschillende stoffen uitgewisseld. Zoals voedingsstoffen, deze gaan van het bloed naar de organen. En afvalstoffen gaan weer met het bloed mee terug. Deze afvalstoffen worden weer afgeleverd bij organen zoals de nieren en de lever. Deze organen zorgen er voor dat de afvalstoffen het lichaam verlaten.
Bloed bestaat uit:
Bloedplasma
Bloedplasma bestaat voor ongeveer 90% uit water. Verder bestaat bloedplasma uit voedingstoffen zoals glucose, vetzuren, vitaminen en hormonen. Deze zijn nuttig voor de organen. Ook zitten er afvalstoffen in het plasma zoals ureum en andere zuren. De uitwisseling van de stoffen wordt verzorgd door de plasma-eiwitten. Plasma eiwitten spelen ook een rol bij bloedstolling en bij de afweerfunctie tegen ziektes.
Bloedcellen
Een andere naam voor bloedcellen is bloedlichaampjes. Er zijn 3 soorten bloedcellen. Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. Rode bloedcellen worden aangemaakt in het beenmerg. Rode bloedcellen bevatten hemoglobine (HB). Dit speelt een belangrijke rol het transport van zuurstof door het lichaam. Rode bloedcellen worden ook weer afgebroken, hierbij komt ijzer vrij en dat wordt weer opgeslagen. Ook komt er bilirubine vrij, een geelachtige galkleurstof. Bilirubine wordt door de lever naar de gal getransporteerd. Later wordt de galkleurstof bruin, dit kleurt de ontlasting.
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen vormen antistoffen tegen schadelijke bacteriën en virussen. Ze spelen dus een belangrijke rol bij de afweer. Er zitten normaal gesproken niet veel witte bloedcellen in het bloed. Maar als er schadelijke stoffen in het lichaam actief zijn, vermeerderen de witte bloedcellen zich snel.
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes spelen een belangrijke rol bij de bloedstolling. Als je een uitwendig wondje hebt, dan neemt het lichaam maatregelen om het bloeden snel te stoppen. Dat gebeurt ook bij kleine, inwendige bloedingen. Als de bloeding stopt, ontstaat in de wond een stolsel. Het stolsel wordt een korst (bij een huidwond). Uiteindelijk geneest de wond.
Het hart
Het hart is ook wel de motor van het lichaam. Als de motor stopt, rijdt de auto niet meer. Zo is het ook met het hart. Het hart is een pomp die een mensenleven lang doorpompt en zo’n vijf liter bloed door het lichaam laat circuleren. Het hart bestaat uit twee helften: een linker- en een rechterhelft. Elke helft heeft twee holle ruimtes. De bovenste ruimte heet boezem, de onderste ruimte heet kamer. Je kunt zeggen dat een hart bestaat uit een linkerboezem en een rechterboezem. Een linkerkamer en een rechterkamer.
Hartkleppen
Op verschillende plaatsen in het hart bevinden zich kleppen. Die zijn er om te voorkomen dat het bloed terugstroomt en de circulatie verstoort. Daarnaast komen aders en slagaders in het hart uit die het bloed van het hart door het lichaam stuurt en terug.
Kleine en grote bloedsomloop
De bloedcirculatie kent twee systemen. De kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop.
Bij de kleine bloedsomloop gaat zuurstofarm bloed, via de rechterboezem en de longslagader van het hart, naar de longen. Daar komt de zuurstof in het bloed. Daarna gaat zuurstofrijk bloed, via vier longsaders terug naar de linkerboezem van het hart.
De grote bloedsomloop stuurt het zuurstofrijke bloed via de linkerkamer en de aorta door de rest van het lichaam. Diverse organen en andere lichaamsdelen halen onderweg de zuurstof en andere voedingsstoffen uit het bloed. Het zuurstofarme bloed gaat vervolgens via de aders weer terug naar de rechterkamer van het hart. Daar begint de circulatie opnieuw. Het hart pompt het zuurstofarme bloed vanuit de rechterkamer via de rechterboezem naar de longen.
Bloedvaten
Het transport van bloed door het lichaam gaat via een stelsel van bloedvaten. Bloedvaten vertakken zich. Hoe verder van het hart verwijderd, hoe kleiner de vaten. Er zijn drie soorten bloedvaten;
Slagaders, ook wel arteriën genoemd, zijn bloedvaten die het bloed van het hart af transporteren. Het hart pompt met flinke kracht. Daarom hebben slagaders een dikke wand, om te voorkomen dat ze uit elkaar springen. De wand van de slagaders is elastisch en maakt samentrekkende bewegingen om het bloed beter te laten stromen. Dat is het kloppen dat je kunt voelen in je pols en in de hals. De aorta is de belangrijkste en grootste slagader. De aorta loopt van het hart, naar het midden van lichaam, naar beneden. Onderweg vertakt de aorta zich in kleinere slagaders naar de armen, benen en organen.
Aders, ook wel venen genoemd, zijn vaten waardoor het bloed weer terug naar het hart stroomt. Dit gebeurt met minder kracht dan bij de slagaders. De wanden van de aders zijn dus ook dunner. Een ader bevat kleppen om te voorkomen dat het bloed terugstroomt. De wanden van de aders maken geen samentrekkende bewegingen en je kunt de aders niet voelen kloppen.
Haarvaten, ook wel capilairen genoemd, zijn de kleinste vertakkingen van slagaders en aders. Haarvaten hebben een dunne wand. Ze hebben geen kleppen en kloppen net. Als je de richting van de bloedsomloop volgt, vertakken slagaders zich vanaf het hart steeds kleiner tot uiteindelijk heel veel haarvaten. Na de uitwisseling van stoffen stroomt het bloed terug naar het hart. Dit gebeurt in een stelsel van haarvaten van slagaders, die aansluiten op de haarvaten van aders. Vervolgens gaan de haarvaten over in aders die tot het hart steeds dikker worden.
Bloedsomloop https://www.youtube.com/watch?v=pULytfpp5Dc