Literatuur over de Tweede Wereldoorlog

Invloed Tweede Wereldoorlog

 

De periode 1945 – 1970

Tijdens de oorlog hadden veel mensen zich een beeld gevormd over hoe Nederland er na de oorlog uit moest gaan zien. Voorkomen moest worden dat we weer in de ellende van de jaren dertig terechtkwamen. Maar heel snel na de bevrijding kwamen we voor grote problemen te staan.

De eerste jaren na de oorlog heerste er grote werkloosheid en de belangrijkste landen, de Verenigde Staten en Rusland, experimenteerden met de atoombom en raakten verwikkeld in ‘de Koude Oorlog’.

De politieke verhoudingen leken al snel op die van voor de oorlog en in Nederlands-Indië kwam de bevolking in opstand tegen de Nederlandse koloniale overheersing. Als gevolg daarvan verschijnen er in de literatuur nogal wat romans waarin met heimwee wordt teruggekeken op de Indische tijd. Maar ook zijn er verschillende schrijvers die vragen stellen bij onze manier van besturen aldaar.

Daarbij kwam dat langzamerhand duidelijk werd welke misdaden in de concentratiekampen hadden plaatsgevonden. Jongeren geven de volwassenen hiervan de schuld en kiezen voor een andere visie op de mens en de toekomst.   

Na de oorlog verschenen er veel boeken over de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk kent iedereen “Het Achterhuis” van Anne Frank. Daarnaast schreven beroemde schrijvers als Harry Mullisch, Marga Minco en W.F. Hermans pakkende boeken over hun ervaringen, soms verpakt in fictie, over deze oorlog.

Donkere kamer van Damokles W.F. Hermans, 1958

Samenvatting: Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontmoet hij de verzetsman Dorbeck, die sprekend op hem lijkt op één ding na: dat hij zwart haar heeft terwijl Osewoudt blond is, en die hem opdrachten geeft die hij gewillig uitvoert.
Naar aanleiding van zijn daden wordt Osewoudt gevangengenomen, komt hij weer vrij,pleegt hij een moord, en nog een moord.Na de bezetting lijkt alles zich tegen hem te keren en wordt hij gekwalificeerd als landverrader. Zich beroepen op Dorbeck blijkt onmogelijk: er is geen enkel spoor dat naar deze man leidt. Het enige dat Osewoudt heeft om de wereld Dorbecks bestaan te bewijzen is een camera met een foto van Dorbeck erin, maar …(fragment boek, ingekort:)

Op het eerste stuk dat te voorschijn kwam, stond niets.
- Het was een film waar bijna niets opstond, zei Osewoudt.
Hij had nu al een meter uit de spoel getrokken, er stond nog steeds niets op. Eindelijk, op het laatste stuk dat zich uit de spoel losmaakte, stond een klein zwart plaatje.
Selderhorst trok Osewoudt de film uit handen en hield hem tegen het licht.
- Maar, wel godverdomme! Wat zullen we nou hebben? Dat ben jij zelf!
Ben jij dat zelf, ja of nee? En die vent die daar naast je zit, wie is dat? Maar dat is Obersturmführer Ebernuss! Ebernuss, christus nog-an-toe!
Osewoudt pakte nu zelf de natte film met twee handen beet en rukte eraan, maar Selderhorst liet niet los.
Osewoudt begon te gillen:
- Dat is een andere foto! Dat is een foto die gemaakt is op de zolder van Moorlag, toen ik daar met Ebernuss was. Maar daarnaast moet de foto zitten waar ik met Dorbeck opsta! Het was de volgende opname!
(..)
- Hoe is dit nu mogelijk? De hele wereld bedriegt mij, zelfs het licht heeft mij in de steek gelaten.
Hij deinsde achteruit, hoewel niemand antwoordde, niemand zich veroerde.
(..) - Waar is Dorbeck? schreeuwde Osewoudt. Hij moet gevonden worden! Het moet! Het moet!
Hij verloor nu ook de andere pantoffel en daarna begon hij te rennen.
Het zwaar geladen turfschip kwam langzaam dichterbij. Diep bonkte zijn dieselmotor, blauwe cirkels van rook recht omhoog stotend in de nevelige lucht.
Nu pas werd er geschoten, een kort salvo uit een stengun. Toen het tweede salvo weerklonk, viel Osewoudt voorover, hij kon nog net zijn handen in het prikkeldraad slaan dat langs het kanaal gespannen was.