jaren '60: seks, de dood en drugs in de literatuur

jaren ‘60: Wolkers

Seks en goddeloosheid. Zo zou je volgens sommigen het werk van Jan Wolkers kunnen samenvatten. Of zij daar gelijk in hebben, is maar zeer de vraag. Toch is Wolkers’ bekendheid bij het grote publiek zeker voor een groot deel te danken aan zijn openhartige beschrijvingen van seks, en zijn verzet tegen het gereformeerde milieu waarin hij opgroeide. Een voorbeeld hiervan is het verhaal ‘De achtste plaag’ uit De hond met de blauwe tong (1964). Wolkers beschrijft hierin de verstikkende sfeer in een gezin tijdens eerste paasdag. De mannelijke hoofdpersoon (‘ik’) heeft een sterke afkeer van zijn vader, die de strenge calvinistische moraal verpersoonlijkt. De spanning tussen de twee wordt onder meer opgewekt doordat het gezin het konijn van de ‘ik’ als avondeten voorgeschoteld krijgt. ’s Ochtends vroeg, na als daad van verzet een gedroogde sprinkhaan in de pan bij het konijn te hebben gestopt, gaat de jongen de tuin in. Een kip die aan de leg is verleidt de jongen tot een wel heel vreemde handeling.

Passages als deze veroorzaakten in het nog verzuilde Nederland van de vroege jaren zestig golven van protest en verontwaardiging. Wolkers’ beklemmende mix van seksualiteit, religie en dood leverde hem al in een vroeg stadium bekendheid op. Zo werd Kort Amerikaans (1962) een bestseller.

In de passage hierboven werden seks en dood met elkaar verbonden. Dat is ook het thema in Wolkers’ meest bekende boek: Turks Fruit (1969). Hierin wordt de lichamelijke aftakeling beschreven van Olga, de vriendin van de hoofdpersoon, die uiteindelijk aan een tumor zal overlijden. Niet alleen in deze roman, maar ook de rest van zijn oeuvre is doortrokken van de doodsthematiek.