Interbellum/modernisme/nieuwe zakelijkheid

Interbellum/ modernisme/nieuwe zakelijkheid

‘De zware, grijze lucht bleef wegen over de wereld’. Met die sombere woorden opent De vlaschaard van de Vlaming Stijn Streuvels uit 1907. Op dezelfde eerste pagina treffen we nog de woorden mist, regen, woestenij, eentonigheid, dofheid, duisternis, nattigheid, verveling en doelloosheid aan. Daarmee is de toon wel gezet. De roman gaat over de Vlaamse vlasteelt, over de strijd tussen vader en zoon en het verzet van de mens tegen zijn lot en tegen de oerdriften waardoor hij geleid wordt. De mens ontsnapt net zomin aan zijn lot als de wereld aan de grijze lucht die erboven hangt.

Stijn Streuvels zette, net als zijn landgenoot Cyriel Buysse, in zijn werk de traditie van het naturalisme voort. Hun niets verbloemend realisme werd door lezers nogal eens als shockerend ervaren, maar, zo vonden de auteurs, er is geen reden om ‘achteruit te schrikken voor de waarheid’ (Buysse).

Meestal plaatsen we modernistische literatuur tussen 1910 en 1940. Het gaat dus om literatuur uit een roerige periode. Een periode waarin ontwikkelingen die in de 19e eeuw waren ingezet, zoals democratisering en industrialisatie, een hoge vlucht namen. De steden groeiden snel. Maar er waren ook politieke onrust, economische crises, een eerste wereldoorlog en de dreiging van een tweede. Het gist en broeit in de Westerse wereld en intellectuelen proberen vat te krijgen op de duizelingwekkende ontwikkelingen.

Daardoor is de moderne mens een twijfelaar geworden. Die twijfelende hoofdpersoon is een eerste kenmerk van het modernisme. De modernistische auteur observeert en analyseert, maar hij is erg terughoudend waar het aankomt op het doorhakken van knopen of het ondernemen van concrete actie. De modernistische auteur is een individualist, geen partijganger. Expliciet politiek engagement is daarom voor hem geen optie. Hij heeft een tweeslachtige houding tegenover zijn tijd, en dat uit zich vooral daarin dat hij van veel positieve ontwikkelingen de schaduwzijde ziet. Zo hebben veel modernistische auteurs erop gewezen dat de technologische vooruitgang tegelijk mechanisering en bureaucratie in de hand werkt.

Door die snelle ontwikkelingen, en door het wegvallen van de oude religieuze en maatschappelijke zekerheden doet de werkelijkheid zich meer dan ooit als onbegrijpelijk voor. De vraag is of we de wereld wel helemaal kunnen kennen, en of de taal wel toereikend is om haar te beschrijven. De romans gaan ook vaak over die vraag, en in plaats van een vertelling neigen ze soms naar de verhandeling. Naast verzonnen verhalen zie je dan ook veel brieven, dagboeken en essays verschijnen. Er wordt gebroken met het traditionele realisme. Er wordt in modernistische romans veel gedacht en weinig gehandeld. De handeling wordt eerder bepaald door inner events(gedachten, emoties, inzichten) dan door spectaculaire avonturen.

Dat is het tweede kenmerk van het modernisme: het gaat niet meer om het zo waarheidsgetrouw mogelijk weergeven van gebeurtenissen en handelingen, maar om het innerlijk leven van de personages. En dat dat innerlijk leven op een heel directe manier getoond wordt, met behulp van de zogenaamde stream-of-consciousness-techniek. Deze nieuwe techniek, in het Nederlands ook wel ‘bewustzijnsstroom’ genoemd, is een van de meest opvallende vernieuwingen van het modernisme. In plaats van de objectieve waarheid ging het om de subjectieve beleving van de werkelijkheid.

Een derde aspect van het modernisme heeft ook te maken met de onkenbare werkelijkheid. Die werd als zo chaotisch ervaren, dat sommige schrijvers probeerden in hun teksten een tegenwicht te bieden. Het streven van de modernistische schrijver is er dan op gericht de brokstukken van de dolgedraaide werkelijkheid in de roman tot een denkbeeldige eenheid om te smeden.

 

Nescio De uitvreter 1918

 

Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.

Den uitvreter, dien je in je bed vond liggen met zijn vuile schoenen, als je 's avonds laat thuis kwam. Den uitvreter, die je sigaren oprookte, en van je tabak stopte en je steenkolen verstookte en je kasten nakeek en geld van je leende en je schoenen opdroeg en een jas van je aantrok als-i in den regen naar huis moest. Den uitvreter, die altijd wat liet halen op den naam van een ander; die als een vorst jenever zat te drinken op 't terras van ‘Hollandais’ voor de centen van de lui; die parapluies leende en nooit terugbracht; die een barst stookte in de tweedehandsch kachel van Bavink; die dubbele boorden droeg van zijn broer en de boeken uitleende van Appi, en buitenlandsche reizen maakte als-i z'n ouwe heer weer had afgezet, en pakken droeg, die hij nooit betaalde.

 

Bint F. Borderwijk 1934 [p. 443]

 

De directeur tutoyeerde ongevraagd, niet uit familiariteit, uit gezag. De Bree merkte het nauwelijks op.

Bint zei, wijzend omlaag:

- Je eerste les is in die klas. Die klas is uniek. Zoo een heb ik nog nooit kunnen vormen, vóór deze. Maar geen bespiegelingen nu. Ik houd van weinig woorden ... Naar mijn hart gesproken, dacht de Bree.

- Die klas heeft je voorganger weggetreiterd. Ik waarschuw je niet, ik maak je attent. Begrijp je? ...

Hij begreep het toen niet, eerst later.

- Ik eisch van ieder: tucht. Ik ben hoogst modern. De tijd is voorbij van gemoedelijkheid, van verbroedering. Dit geslacht is tè bandeloos.

De bel was gegaan, de school was stil geworden. Zij liepen nog even. De Bree's klas stond open. Hij loensde er heen door den trapkoker. Hij zei niets.

- Men moet den cirkelgang durven gaan. Er is snelle verwildering. Men moet ver teruggrijpen en snel, naar het oude systeem van macht en van vrees. Dit oude is

 
   

het nieuwste, hetbeste, het eenige. Ik eisch: een - stalen - tucht. Nu ga.

De directeur, recht, snel, met lichten tred verdween waar de gang elboogde.

De Bree ging rustig langzaam de acht gesleten treden af. Hij verwerkte, maar liet niets merken. Hij betrad de klas genaamd 4D. Hij voelde snel, want hij had fantasie. Hij voelde dit aan als een hel, als de hel. Hij betrad de hel.