In dit thema ga je oefenen met de volgende leerdoelen.
Luisteren
Je kunt woorden en basiszinnen begrijpen die met jezelf, je familie en je directe omgeving te maken hebben. Je begrijpt dit als er langzaam en duidelijk wordt gesproken.
Lezen
Je kunt namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen. Bijvoorbeeld in mededelingen, op posters en in korte teksten.
Gesprekken voeren
Je kunt deelnemen aan een eenvoudig gesprek over jezelf, je familie en je woonomgeving.
Je gesprekspartner spreekt langzaam. Hij of zij herhaalt af en toe de zinnen. Je gesprekspartner helpt nog wel bij je bij wat je probeert te zeggen. Je kunt eenvoudige vragen stellen en beantwoorden.
Spreken
Je kunt eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om je eigen woonomgeving en de mensen die je kent, te beschrijven.
Schrijven
Je kunt een kort, eenvoudig berichtje schrijven.
Je kunt een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven met vakantiegroeten.
Je kunt op formulieren persoonlijke details invullen. Bijvoorbeeld naam, nationaliteit en adres invullen op een inschrijvingsformulier.