Omgang in de klas

Een vermoeden van een leerling met een verslaving? Waar moet op gelet worden? Wat kan er wel gezegd worden en wat kan juist niet? En hoe voelt het om middelen te hebben gebruikt in de klas?

Signalering


Wat zegt de expert? M. Schrotenboer (Verslavingszorg Noord Nederland, VNN)

Wanneer je een leerling in de klas hebt die zich moeilijk kan concentreren, raar en zenuwachtig gedrag vertoont, weg blijft van school, veel uitstelt of geen initiatief toont of juist bewegelijker is dan normaal (PAS OP! met leerlingen met ADHD), snelle stemmingswisselingen heeft waaronder bijvoorbeeld een kort lontje maar er ook anders uit gaat zien. Zoals  ogen die anders staan of magerder wordt zijn dit signalen die erop kunnen wijzen dat een leerling aan middelen gebruik doet of al verslaafd is.


Er zijn diverse signalen die erop wijzen dat een leerling (veel) middelen gebruikt. Het is voor een jongere met verslavingsproblematieken lastig om hulp te vragen. De drang naar de verslaving is immers groot. De omgeving herkent vaak wel signalen waaruit blijkt dat het niet goed gaat met de jongere maar het is complex om grip op de situatie te krijgen. Echter wordt het voor de jongere steeds lastiger om het sociale leven te blijven onderhouden zoals het was. Er zijn algemene signalen die kunnen wijzen op verslavingsproblemen:

Veranderd psychisch functioneren:

Werk- of schoolproblemen:

Sociale problemen:

Overig:

LET OP! Signalen zijn aspecifiek. Dit betekent dat er ook wat anders aan de hand kan zijn. Signalen zijn dan geen bewijs van verslavingsgedrag of zelfs een verslaving!

Naast de bovenstaande signalen zijn er ook nog signalen die opgevangen kunnen worden op school die te maken hebben met het middelengebruik. Dit worden ook wel middelengerelateerde signalen genoemd. Denk hierbij aan (kleine) criminaliteit, prostitutie of uitbuiting (Van Der Nagel & Den Ouden, 2011).

 

Gesignaleerd en dan?

Het is relevant om een stappenplan te volgen om tot de juiste actie te komen. Nadat het signaal is opgepikt, een link is gelegd met een verslaving en andere oorzaken zijn overwogen is het verstandig om in gesprek te gaan met de jongere (Van Der Nagel & Den Ouden, 2011).


Jip (14). Wanneer ik een blowtje heb gehad dan kun je mij het beste met rust laten. Het interesseert mij toch allemaal niet. Daarbij heb ik nergens zin in. Als ik niets heb gehad vind ik het moeilijk om mij te concentreren op mijn schoolwerk, dan raak ik snel geirriteerd, je kunt mij dan beter met rust laten.


Wat zegt de expert? M. Schrotenboer (Verslavingszorg Noord Nederland, VNN)

Geef vooral aan wat je is opgevallen qua kenmerken, benoem wat je hebt gezien en geef aan dat je je zorgen maakt. 'Er zijn dingen die mij opvallen, zoals ..., ik maak mij zorgen, zijn die terecht? of 'Als je ergens mee zit kan je altijd bij mij terecht'. Het is niet handig om direct aan te geven dat een leerling een verslaving heeft. Hierdoor kan de leerling zich aangevallen voelen en geen vertrouwen meer hebben. Wanneer je dit éénmaal aangegeven hebt en de leerling geeft aan dat er niets aan de hand is maar de kenmerken blijven, blijf stevig in je schoenen staan en benoem het nog eens dat er zorgen zijn.


Wanneer er een gesprek gevoerd wordt is het goed om rekening te houden met het puberbrein, dat nog niet zo ver ontwikkeld is als een volwassen brein. Vooral het stukje communicatie is belangrijk:

  1. Geef duidelijke boodschappen.
  2. Bied informatie via meerdere zintuigen aan (niet alleen praten).
  3. Het is niet vanzelfsprekend dat de jongere op basis van de informatie een vervolgtrekking maakt.
  4. Jongeren hebben moeite met plannen en lange termijn beslissingen, houd rekening hiermee.
  5. Maak gebruik van de behoefte aan (positieve) rolmodellen.
  6. Beloon positief gedrag!!

Mocht een leerling vaak afwezig zijn, neem altijd contact op met ouders maar ook met de leerling, mocht het telefoonnummer bekend zijn. Hou vol in het bellen naar ouders en leerling. Met name voor de leerling is het van belang dat hij/zij gezien wordt. Wanneer de leerling niet gemist wordt/opgemerkt wordt zal dit een onbewuste vorm van verwaarlozing zijn. Er worden geen grenzen aangegeven dus de leerling weet ook niet waar hij/zij aan toe is (Van Der Nagel & Den Ouden, 2011).