Er is geen objectieve of biologische definitie van onkruid. Wat men als ongewenst beschouwt, is afhankelijk van het gebruik van de grond, waar het onkruid voorkomt en van de beoordelaar. Het is mogelijk dat een plant in de ene omgeving als onkruid gezien wordt, bijvoorbeeld doordat hij overdadig groeit en zo tuinplanten overwoekert, terwijl deze in een andere omgeving als niet ongewenst of zelfs als aantrekkelijk wordt beschouwd, zoals in wilde tuinen. In de biologische landbouw zijn sommige kruiden welkom, terwijl ze in de reguliere landbouw als ongewenst worden gezien. Lijsten van onkruiden hebben dan ook alleen maar zin in de context van een bepaald grondgebruik. De opvatting over onkruiden kan in de loop van de tijd ook veranderen.
Planten kunnen om verschillende redenen als onkruid worden beschouwd. Meestal doelt men op planten die nutteloos, hinderlijk of schadelijk zijn in landbouwgebieden, privétuinen en openbaar groen. Redenen waarom planten als ongewenst worden gezien zijn:
Verscheidene plantensoorten die als onkruid worden aangeduid komen op allerlei plekken voor, zoals akkerdistel, brandnetel en straatgras. Andere zijn meer kenmerkend voor bepaalde milieus.
Vanwege de intensieve bodembewerking zijn akkers geschikte vestigingsplaatsen voor pioniersoorten, die zich thuis voelen op een bodem die open ligt. In Nederland worden ruim 50 veelvoorkomende soorten als akkeronkruid gezien, waaronder akkerviooltje, korenbloem, klein hoefblad, perzikkruid en varkensgras.
In Nederland komen zo'n 100 wilde planten voor die geregeld in tuinen opduiken. Veelvoorkomende tuinonkruiden zijn onder meer zevenblad, haagwinde, brandnetel, kleefkruid en vogelmuur.
Lang werden veel kruiden in wegbermen langs provinciale en rijkswegen als onkruid gezien. Kruiden die de ontwikkeling van een goede graszode belemmerden werden bespoten met herbiciden.
Al jaren voeren wegbeheerders zoals Rijkswaterstaat een beleid ten aanzien van bermen van wegen uit die gericht is op instandhouden van een biodiversiteit, een meer "ecologisch" beheer. Dit wordt gekenmerkt door één tot twee maal per jaar maaien en afvoer van het maaisel. Hierdoor verarmt de grond, neemt de productie af en de soortenrijkdom toe.
Ook bij veel stedelijk groenbeheer kiest men voor een beheer dat ruimte laat voor planten die lang als onkruiden werden beschouwd. Daarnaast worden soms kruiden speciaal ingezaaid, zoals klaproos, korenbloem en wilde cichorei
Grasland dat als weide (of hooiland) in gebruik is binnen de gangbare moderne landbouw, bestaat voornamelijk uit hoogproductieve grassoorten of -rassen. Andere kruiden worden veelal als onkruid beschouwd omdat ze de productiviteit van het grasland aantasten. Veel genoemd zijn paardenbloem, ridderzuring, akkerdistel en giftige soorten als de scherpe boterbloem en jakobskruiskruid. Er bestaan lijsten met tientallen van dit soort graslandonkruiden met onder meer brandnetel, hondsdraf, madeliefje en zilverschoon.In sommige vormen van landbouw, zoals de biologische landbouw, zijn bepaalde kruiden echter gewenst, omdat ze stikstof binden zoals klaver, of de kwaliteit van het land als leverancier van ruwvoer vergroten.
Onkruiden worden ingedeeld in zaad- of wortelonkruiden.
Wortelstokonkruiden zijn wortelonkruiden, die ondergrondse, meestal horizontaal lopende wortelstokken vormen. Bij afbreken kan elk stukje wortelstok met een knoop weer gaan wortelen en uitlopen. Tot deze groep behoren akkerdistel, grote brandnetel, haagwinde, heermoes, kweek, zevenblad en zilverschoon.
Zaadonkruiden zijn onkruiden, die veel zaad produceren. Het zijn vaak eenjarige planten die zich snel verspreiden. Voorbeelden van zaadonkruiden zijn gewone melkdistel, knopkruid, klein kruiskruid, kleine brandnetel, melganzenvoet, spiesmelde, straatgras, herderstasje, zandraket, en vogelmuur.
Bron: Wikipedia