Work with a classmate. Werk samen met een klasgenoot.
Situation Situatie
Je bent op vakantie in Engeland. Je bezoekt daar een boerderij met een winkel en praat met de boer over diens producten en over je favoriete groente en fruit.
Have your conversation. Voer je gesprek.
Werk samen met een klasgenoot.
Praat over:
de groenten en het fruit in de winkel (minstens 5 soorten);
of je die veel eet en waarom (niet);
je favoriete groente en fruit;
je favoriete gerecht met groente en/of fruit.
Je doet in de boerderijwinkel ook een paar boodschappen voor het avondeten.
Vraag om drie ingrediënten.
Eén ingrediënt is er niet. Vraag om een alternatief.
Vraag hoeveel het kost.
Reken af en neem afscheid.
Tip: Ask two classmates to comment on your conversation. Tip: Vraag twee klasgenoten om commentaar te geven op jullie gesprek.
Assessment Beoordeling van de taak
You have done well if you: Je hebt het goed gedaan als je:
elkaar hebt begroet;
goede vragen kon stellen;
alles hebt besproken wat in de opdracht stond;
duidelijk hebt gesproken;
goed te begrijpen was voor je klasgenoten;
je fouten hebt verbeterd met de hulp van een andere leerling.