Uitstroom PrO Almere in vergelijking met andere praktijkonderwijs scholen

Wat gaan leerlingen doen na het praktijkonderwijs? is een vraag die voor professionals werkend met jongeren met een LVB belangrijk is. En wat zijn hun kansen op de arbeidsmarkt na het maken van bepaalde uitstroom bestemmingskeuzes? Deze twee vragen staan centraal in dit deel van deze “wiki”.

Praktijkonderwijs is een onderdeel van het regulier voorgezet onderwijs. In totaal 175 scholen in heel Nederland leiden samen ongeveer 29.000 leerlingen op voor een passende plek in de maatschappij. Tussen 6.000 en 7.000 leerlingen verlaten jaarlijks het praktijkonderwijs (pro). Iets meer dan de helft gaat door in ander onderwijs, waarvan het grootste deel naar mbo 1 en mbo 2. Iets minder dan de helft stroomt dus uit het onderwijs. hoe het precies zit kunt u zien in de onderstaande vergelijking.

Vergelijking 1 (De Smalen, 2018)

Uitstroom Pro Almere, 2017-2018

Absoluut aantal leerlingen

Percentage

Benchmark

 

   

 

Andere PrO School

10 leerlingen

9%

5%

Arbeid

31 leerlingen

26%

31%

Arbeid en leren

9 leerlingen

8%

11%

Beschutwerken

3 leerlingen

3%

4%

Dagbesteding

4 leerlingen

3%

3%

Leren Entree

9 leerlingen

 

 

Leren Bol- 2

29 leerlingen

 

 

Leren: Anders

   

 

totaal leren

38 leerlingen

32%

34%

Onbekend

1 leerling

1%

1%

Verz. buitenland

8 leerlingen

7%

2%

VMBO

4 leerlingen

3%

2%

VSO

7 leerlingen

6%

3%

geen school of werk

3 leerlingen

3%

4%

Totaal

118

100%

100%

 

De Smalen (2018) zegt daar het volgende over:

De opbrengsten van Pro Almere verschillen op een aantal onderwerpen meer dan 4% van de Benchmark.

Wat valt er nog meer op..

 

Hoe zit het nu met de kansen op de arbeidsmarkt voor deze leerlingen?

Uit onderzoek is gebleken dat het zeker uitmaakt wat de uitstroombestemming is van praktijkonderwijs leerlingen voor het succes op de arbeidsmarkt.

Vele zullen denken dat je een betere kans hebt op de arbeidsmarkt als je een diploma op zak hebt i.p.v. dat je na het praktijkonderwijs direct aan het werk gaat. Voordat de conclusie van het onderzoek wordt bekend gemaakt is het van belang dat er eerst wordt in gegaan op de onderstaande twee verklaringsmodellen.

 Figuur 2 verklaringsmodel leerlingen die na het praktijkonderwijs aan het werk gaan

Figuur 2 verklaringsmodel leerlingen die na het praktijkonderwijs aan het werk gaan

Figuur 3 verklaringsmodel leerlingen die na het praktijkonderwijs naar het MBO gaan

In de bovenstaande figuren kunt u zien wat beweegredenen kunnen zijn van leerlingen om te kiezen voor werk of om te kiezen voor een vervolgopleiding. Maar welke keuze beter is voor succes op de arbeidsmarkt was de centrale vraag van het onderzoek de uitkomst daarvan kun je zeker verrassend noemen.

 

Uitkomst onderzoek:

Tabel 1 Percentage leerlingen dat drie jaar na het verlaten van het praktijkonderwijs dan wel mbo een betaalde baan heeft

Uitstroombestemming

Heeft 3 jaar na het verlaten van school een baan

direct aan het werk na PrO

64-77%

MBO BBL & BOL

42%

MBO BBL

41%

MBO BOL

43%

 

De oud-leerlingen die na het verlaten van het praktijkonderwijs aan het werk gegaan zijn, zonder een mbo opleiding te volgen, doen het beduidend beter dan degenen die een mbo-opleiding zijn gaan volgen. Van de werkers heeft het merendeel een betaalde baan (64-77%), bij de mbo’ers heeft minder dan de helft een betaalde baan (42%) . Verbijzonderen we naar leerweg, naar wel/geen diploma en naar hoogst behaalde diploma(bijv niveau 3 of 4) dan blijft de conclusie dat de werkers het telkens beter doen dan welke groep mbo’ers ook.

 

Het volledige onderzoek kunt u vinden door op de onderstaande link te klikken:

https://www.vanwaardelokaal.nl/sites/default/files/trajectdownloads/Perspectief-op-Werk-Eindrapport-DEFINITIEF-20150612.pdf