Wat werkt?

Bij de bevordering van kansengelijkheid gaat het erom dat jongeren in staat worden gesteld en worden gemotiveerd en waar nodig ondersteund om hun talenten te ontwikkelen. Het schoolsucces van kinderen zou enkel afhankelijk moeten zijn van hun capaciteiten en inzet en niet van het inkomen of het opleidingsniveau van hun ouders (Slob, 2019). Jongeren mogen simpel weg niet de dupe worden van tekortkomingen in hun omgeving. Als scholen inzetten op het ontwikkelen van de talenten van leerlingen en hoge verwachtingen hebben van leerlingen (aansluitend bij de zone van naaste ontwikkeling) kunnen zij komen tot betere schoolprestaties en kunnen ze uiteindelijk een hogere positie innemen op de sociaal economische ladder.

Wat kun je doen om de schoolprestaties van jongeren met LVB te verbeteren?

Er zijn aanwijzingen dat mensen met LVB al stress ervaren in situaties die anderen nog niet als stressvol interpreteren (Wijnroks 2013). Het kan zijn dat ze hierdoor in de problemen komen, omdat ze gedragsalternatieven kiezen die niet helemaal bij de situatie passen. Daarom is het belangrijk dat als je met LVB-ers werk dat je hier rekening mee houdt. Moonen (2016) wijst op het belang van het hanteren van concrete, eenvoudige taal. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het vermijden van samengestelde zinnen, van buitenlandse woorden en van dubbele ontkenningen. Jongeren met een LVB willen vaak niet laten merken dat ze dingen niet begrijpen, je kunt het ook niet van ze aflezen. Daarom is het van essentieel belang dat je in de communicatie met jongeren met een LVB altijd nagaat of boodschap is overgekomen. Zorgt er bijvoorbeeld voor dat de jongere de boodschap herhaalt in zijn eigen woorden.

Vergroten van het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid

Als het een leerlingen veel zelfvertrouwen heeft en zelfstandig is heeft dit een positieve invloed op zijn leerprestaties. Het gaat er dan om dat een leerling een positief (maar realistisch) zelfbeeld heeft. Wanneer de zelfstandigheid wordt gestimuleerd en aangeleerd en uiteindelijk toeneemt krijgt het zelfvertrouwen een boost. De leerprestaties worden beter omdat een leerling dan kiest voor meer uitdagende taken en ook durft een leerlingen meer zelfstandig te werken.

Het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid kunt je vergroten door de focus te leggen op het leerproces en minder op de leerprestaties van de leerlingen. Dat kunt je doen door de volgende dingen toe te passen:

Hieronder een korte toelichting van de bovengenoemde opsomming

Doelen stellen gericht op het proces

Hierbij gaat het er voornamelijk om dat je inzet op zogeheten groeidoelen. Deze groeidoelen hebben invloed op het zelfvertrouwen en daarmee ook op de zelfstandigheid van leerlingen. Om het zelfvertrouwen te bevorderen, is het van belang welke doelen er worden gesteld (Hattie, 2009; Martin, 2006, 2011). Een groeidoel laat een leerling de competitie aangaan met zichzelf en is gericht op zelfverbetering. Het moet wel een specifiek en uitdagend doel zijn bijvoorbeeld: “wanneer ik elke dag thuis een kwartier ga rekenen, wil ik over een maand 6 tafels uit mijn hoofd kennen 2 tafels meer dan ik nu al beheers”

Uit de onderzoeken van Martin (2006, 2011, 2015) is onder andere gebleken dat door het werken met groeidoelen:

Het is belangrijk dat de doelen samen met de leerling worden opgesteld dit omdat de leerling zichzelf uiteraard zelf het beste kent. Martin (2006) heeft een model ontwikkeld aan de hand waarvan groeidoelen kunnen worden opgesteld. Hij noemt de groeidoelen ‘Persoonlijk Record-doelen’ (PR), net als in de sport, maar dan gericht op het onderwijs. Een groeidoel is (1) specifiek en (2) uitdagend (het wat?), (3) lokt competitie met eerdere eigen prestaties uit (het waarom?), en (4) is gericht op zelfverbetering.

Procesgerichte feedback te geven

Het hebben met een leerling over hoe de leerling tot een uiteindelijk resultaat is gekomen en daarop feedback geven is procesgerichte feedback. Je kan ook feedback geven door de leerlingen een cijfer te geven voor een prestatie. Dit draagt minder bij aan het vergroten van de zelfstandigheid en het zelfvertrouwen van de leerling. Wil je als professional een bijdrage leveren aan de groei van het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid van jongeren met een LVB om daarmee de prestaties te verbeteren geeft dan feedback op het proces. het feedbackmodel van Hattie & Timperley (2007) behulpzaam zijn. Hierin wordt gesteld dat de feedback die je geeft aan leerlingen, in moet gaan op drie aspecten: Wat is je doel, waar sta je nu en wat is de volgende stap om dichter bij je doel te komen. Vooral deze derde stap is erg belangrijk om je feedback effectief te laten zijn.

Dweck (2015) geeft ook adviezen voor het geven van feedback die ingaat op het leerproces:

  1. Geef slimme complimenten; complimenteer niet op intelligentie of talent, maar op inzet, het proces, focus, gebruikte strategieën, vooruitgang en doorzettingsvermogen. Dus niet: ‘Wat ben jij goed in rekenen’, maar ‘Je hebt keihard gewerkt en bent alweer een stap verder!’
  2. Beloon leerlingen tijdens het leerproces door hen bijvoorbeeld punten te laten verdienen voor inzet, het gebruiken van strategieën en vooruitgang. Beloon groei!

Daarbij is het belangrijk dat je wel complimenten geeft die op waarheid gebaseerd zijn.  

Overtuigingen van de leerling gunstig beïnvloeden

We kunnen ons vast allemaal iemand voor de geest halen die de uitspraak heeft gedaan “ik kan het niet” dit heeft te maken met de overtuiging van de betreffende persoon. Bij het gunstig beïnvloeden van iemand met zo een overtuiging leer je deze persoon dat; hij of zij het “nog” niet kan i.p.v. dat hij het niet kan. Dit is belangrijk omdat zo de leeropbrengsten kunnen toenemen. Om dit te kunnen bewerkstelligen, is het zinvol lessen te geven over mindsets en het veranderen hiervan (Dweck, 2015). Dweck ontdekte dat dat door het ontwikkelen van een op-groei-gerichte mindset bij leerlingen(d.m.v. lessen), de leeropbrengsten bij alle leerlingen toenemen. De minder goed presterende leerlingen hebben hier het meest profijt van (Blackwell, Trzesniewski & Dweck, 2007).

Procesgerichte en strategische instructie te gebruiken

Het is goed om in het praktijkonderwijs een les te starten met een klassikale-/groepsinstructie, waarmee je aansluit bij de aanwezige vaardigheden van een leerling. Dit heeft een positief effect op de zelfstandigheid van leerlingen in de les. Gebruik hierbij wel een strategische instructie i.p.v. een directe instructie die vaak wordt gebruikt.

Tabel 1 directe en strategische instructie (Hannink & Blik, 2009)

Fasen:

Directe instructie:

Strategische instructie:

Oriëntatie

De leerkracht vertelt wat er in de les gemaakt gaat worden.

De leerlingen worden betrokken bij de uitleg van de leerkracht

Demonstratie

De leerkracht doet voor hoe het betreffende werkstuk gemaakt moet worden.

De leerkracht vraagt aan de leerlingen om hem te instrueren en voert op hun aanwijzingen de stappen uit. De leerkracht legt uit waarom deze stappen genomen worden (gedachten zichtbaar maken). De leerlingen moeten de verschillende stappen verwoorden

Begeleide oefening

Eén leerling oefent onder begeleiding van de leerkracht met het uitvoeren van een deeltaak van het werkstuk. Er wordt direct gecorrigeerd als iets niet goed gaat.

Alle leerlingen gaan onder begeleiding van de leerkracht een half afgemaakt voorbeeld afmaken. De leerkracht stelt vragen aan de leerlingen, zodat de leerlingen hun aanpak moeten verwoorden.

Zelfstandige verwerking

De leerlingen gaan zelfstandig aan de slag met het maken van het werkstuk. De leerkracht geeft zowel gevraagd als ongevraagd feedback en corrigeert direct als iets niet goed gaat.

De leerlingen werken zelfstandig aan het werkstuk door middel van het stappenplan. Tijdens het zelfstandig werken moeten alle leerlingen hun aanpak verwoorden.

Afsluiting/ terugkijken

Er wordt door de leerkracht teruggekeken op het product.

Er wordt door de leerkracht en de leerlingen teruggekeken op het proces en het product.

 

Uit een onderzoek van van Batenburg (2010) komt naar voren dat strategische instructie goed werkt bij leerlingen met cognitieve beperkingen. Er worden goede resultaten behaald en leerlingen worden zelfstandiger.

Bij het gebruik van de strategische instructie ligt de nadruk op het aanleren van oplossingsstrategieën. De docent laat leerlingen zelf hardop nadenken over mogelijke oplossingen. De leerlingen zijn hierdoor actiever betrokken bij de les. In de uitleg van de taken zoekt de docent ook meer interactie met de leerlingen.

Inzetten op de relatie

Leerlingen tot betere prestaties laten komen lukt beter als je ook een relatie hebt met de leerlingen (“zonder relatie, geen prestatie”). Wij zijn de professionals(volwassenen) en moeten het stapje doen naar de leerlingen, vervolgens zal je vanzelf merken dat een leerlingen ook stapjes gaat zetten in zijn/haar ontwikkeling. Pedagogisch tact wordt door het NIVOZ gedefinieerd  als: 'het goede doen, op het juiste moment, ook in de ogen van de leerling’.

Het gaat er om dat je je openstelt en pedagogisch sensitief bent, toon bijvoorbeeld interesse in wat de jongeren bezighoudt. Zorg ervoor dat je oprecht vertrouwen hebt in de leerling (in zijn wil om te groeien). Merk je dat je dat "nog" niet hebt zet dan vooral in op het verbeteren van de relatie.

als het gaat om pedagogisch tact dan spreken we over verbondenheid. De term verbondenheid kunnen we opsplitsen in twee belangrijke aspecten: Welbevinden en Betrokkenheid.

Bij welbevinden gaat het erom dat de jongeren zich goed voelen in de omgeving waarin ze zich bevinden. Het streven is om je de jongeren dusdanig te leren kennen dat je de jongeren "zich als een vis in het water" kunt laten voelen. Welbevinden is een signaal dat kinderen het op emotioneel vlak goed maken (Laevers, 2014).

Betrokkenheid betekent dat iedereen vanuit zijn intrinsieke motivatie moet kunnen laten zien wat in zijn vermogen ligt (Herpen, 2016). Jongeren met een hoge betrokkenheid hebben een hoge concentratie en kunnen zichzelf helemaal in een taak laten opgaan. Dit kun je bereiken door opdrachten aan te bieden in de zone van naasten ontwikkeling. Ook hiervoor is het dus belangrijk dat je de jongeren goed kent. De leerlingen raken intrinsiek gemotiveerd als de taak aansluit bij de belevingswereld en er een goede balans is tussen lukken en mislukken (3 om 2 bijvoorbeeld).