Intelligentie kan als een beschermende factor tegen een criminele levensloop fungeren. Dit komt omdat een lage intelligentie een aantal risico’s met zich meebrengt, zoals gemakkelijke beïnvloedbaarheid, impulsiviteit, onvermogen om behoeftebevrediging uit te stellen etc. Dit verklaart waarom in Penitentiaire inrichtingen een aanzienlijk deel van de populatie een laag IQ heeft. Ook de Top600-criminelen in Amsterdam hebben een beduidend lager IQ dan gemiddeld (Van Grinsven & Verwest 2017). Onderzoek laat zien dat lage intelligentie een voorspeller is voor antisociaal gedrag. (Beaver e.a. 2013; Taylor & Lindsay 2010), en voor een hele variëteit aan crimineel gedrag (Frisell e.a. 2012). Rushton en Templar (2009) vergeleken nationale IQ-scores en misdaadstatistieken van 116 landen. Schwarz en anderen (2015) laten zien dat de relatie tussen IQ en criminaliteit eerder lineair dan curvilineair verloopt, waarbij alleen mensen met relatief lage LVB mogelijk minder bij crimineel gedrag betrokken zijn, bijvoorbeeld omdat ze meer toezicht hebben. Leerlingen die op het praktijkonderwijs zitten kunnen dus door de juiste professionele interventie en begeleiding (ook als ze van school af zijn), minder risico lopen om in een criminele levensloop terecht te komen. Vroegtijdig diagnosticeren van LVB kan dus van groot belang zijn. De samenhang tussen IQ en crimineel gedrag is te verklaren door de volgende criminogene factoren: antisociaal gedrag in het verleden, een antisociaal persoonlijkheidspatroon, antisociale cognities, antisociale contacten, negatieve familieomstandigheden, problemen op school of op het werk, de wijze van besteding van de vrije tijd en middelenmisbruik (Andrews & Bonta 2010).
Echter is het verband tussen een laag IQ en misdaad niet altijd even duidelijk. Er zijn veel vormen van criminaliteit waarbij er geen bijzondere intelligentie vereist is, uiteraard zijn er ook vormen van misdaad waarbij een bijzondere intelligentie vereist is. Feldman (1993, p. 156) zegt hierover het volgende:
‘Even the most enthusiastic supporters of a link between crime and low IQ
will agree that some offenders will be found to have high IQ scores. This is
likely to be the case when we move away from street crimes to organized
crime and corporate crime, both of which require considerable skills, of the
kind likely to be associated with high verbal scores.’
Het gemiddelde intelligentieniveau van gedetineerden is vaak lager dan dat van niet-gedetineerden (o.a. Ellis & Walsh 2003). Ook lijkt een licht verstandelijke beperking (LVB) een IQ tussen de 55 en 85 en sociale adaptatieproblemen veel vaker voor te komen bij gedetineerden binnen justitiële instellingen dan daarbuiten (Kaal 2010). Deze groep heeft een grote mate van antisociaal gedrag. Met dit in het achterhoofd is het binnen het praktijkonderwijs van essentieel belang dat er voldoende tijd wordt geschonken aan het stukje persoonlijkheidsvorming op school. Dit wordt op praktijkonderwijs Almere bijvoorbeeld gedaan tijdens het vak burgerschap, uiteraard is dit niet het enige moment waar er wordt gewerkt aan de persoonlijkheidsvorming. Het contact met de docenten is op Praktijkonderwijs Almere erg belangrijk, hierbij dient de docent zich ten alle tijden bewust te zijn van zijn pedagogische taak in relatie met de schoolprestatie van de leerling. Onderzoek naar cognitieve problemen bij personen met antisociaal gedrag laat zien dat deze groep vaak moeite heeft met de zogeheten ‘executieve functies’ (Ogilvie e.a. 2011). Dit zijn cognitieve vaardigheden die nodig zijn om het eigen gedrag en denken aan te sturen. Voorbeelden zijn impulsbeheersing, werkgeheugen en planningsvermogen. In de wetenschap dat je executieve functies kunt trainen wil ik hier onder het kopje wat werkt meer aandacht aan besteden.