Hij moet de roze bloeiende planten ongeslachtelijk gaan vermeerderen want kruisen ook door zelfbestuiving, lost het probleem niet op.
Met de fenotypisch rode en de witte planten.
Opdracht 3 Brandnetel
Ze zullen minder goed groeien omdat de fotosynthese niet optimaal is.
Stap 5
Opdracht 1 Waterranonkel
De bladeren boven zijn draadvormig, de bladeren onder hebben een bladschijf.
genotype
water
Opdracht 2 Practicum Variatie in fenotype bij de spar
De naalden hebben allemaal het zelfde genotype.
Voeding, zonlicht, leeftijd.
Niet alle naalden zijn even lang en de verdeling lijkt op een normaal-verdeling.
Opdracht 3 Onderzoek
De bonen in de peulen en de planten waaraan de peulen zitten zijn onder verschillende milieuomstandigheden gegroeid.
Dat maakt niet uit, alle bonen zijn genotypisch gelijk. De milieuomstandig- heden bepalen de lengte. Omstandigheden zijn maar voor een gedeelte te beïnvloeden.
De milieuomstandigheden zo optimaal mogelijk maken of door kruisingen grotere bonen kweken.
Opdracht 4 Honingbijen
Beide ontstaan uit een onbevruchte eicel waarbij de toekomstige koningin speciaal voedsel krijgt (koninginnen-gelei).
Stap 6
Opdracht 1 Eigenschappen
Van de genotypische variatie gebruik maken om een bepaalde eigenschap in een groep organismen te laten overerven.
Bij kruising van twee heterozygoten heb je 25% kans op nakomelingen die de eigenschap niet meer bezitten!
Er is geen sprake van geslachtelijke voortplanting, uitwisseling van genen.
Opdracht 2B Aardappels
Bintje is heel erg gevoelig voor phytophthora (aardappelschimmel) en het kost erg veel bestrijdingsmiddelen om de schimmel te bestrijden.
Die middelen leveren milieuschade op.