3.2 Zenuwen

Eén uitloper van een zenuwcel maakt nog geen zenuw. Hiervoor heb je duizenden uitlopers van zenuwcellen nodig. De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw. Elke uitloper heeft zijn eigen isolatielaagje en om de bundel uitlopers heen zit een laag bindweefsel. Dit zorgt voor de bescherming van de zenuw.

Ook wordt er in werkelijkheid nooit één impuls via één uitloper naar het centrale zenuwstelsel of naar een spier of klier gestuurd. In werkelijkheid worden via duizenden uitlopers tegelijk impulsen voort geleid.

 

Er zijn 3 typen zenuwen:

1. Gevoelszenuwen: hierin zitten alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen

2. Bewegingszenuwen: hierin zitten alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen

3. Gemengde zenuwen: deze bevatten uitlopers van gevoels- en bewegingszenuwcellen.

De meeste zenuwen in je lichaam zijn gemengde zenuwen.

De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle delen van het lichaam. Delen van het hoofd en de hals zijn rechtstreeks verbonden met de hersenen. Delen van de romp en de ledematen zijn door zenuwen verbonden met het ruggenmerg. Via het ruggenmerg gaan de inpulsen dan weer naar de hersenen.

- ? - Maak opdracht 6 in je werkboek