Hoe herken je een bijzin?

Samengestelde zinnen kunnen bestaan uit twee of meer hoofdzinnen, het verband is dan nevenschikkend, maar ze kunnen ook bestaan uit een één hoofdzin en één of meer bijzinnen.

Om te weten wat een bijzin is, moet je eerst weten wat voor kenmerken een hoofdzin heeft.

De kenmerken van een hoofdzin zijn:

  1. Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar en kunnen niet gescheiden worden door andere zinsdelen.
  2. De zin is een goede grammaticale zin zonder dat je volgorde hoeft te veranderen.
  3. De samengestelde zin bevat een nevenschikkend voegwoord.

 

De kenmerken van een bijzin zijn:

  1. Persoonsvorm en onderwerp zijn gescheiden of kunnen gescheiden worden door andere zinsdelen.
  2. De persoonsvorm staat vaak helemaal achteraan in de zin.
  3. De bijzin kan vervangen worden door één woord.

 

Op welke manier kun je een bijzin herkennen?

  1. Kijk naar de zinsbouw: waar staan de pv en ow?  Staan deze naast elkaar en kun je er niet het woordje 'niet' tussen zetten, dan heb je te maken met een hoofdzin.
  2. Kijk naar het voegwoord, met wat voor soort voegwoord begint de zin? Is dit een onderschikkend voegwoord, dan heb je een bijzin.
  3. Maak de zin vragend en de hoofdzin komt vooraan te staan.

 

In de oefeningen die volgen, kun je de verschillende manieren van herkennen oefenen.