Lesdoel 5: Je moet kunnen omschrijven wat een mutatie is. Ook moet je kunnen beschrijven hoe kanker ontstaat.
Mutatie: een plotselinge verandering van het genotype.
Mutant: een organisme waarbij een mutatie in het fenotype zichtbaar is.
Door mutaties ontstaat veel variatie in genotypen. Wanneer een mutatie optreedt in een lichaamscel heeft dit meestal geen gevolgen. Het genotype van de andere lichaamscellen blijft dan ongewijzigd.
Als een mutatie optreedt in een geslachtscel kan dit wel een grote uitwerking hebben. Deze geslachtscel is betrokken bij bevruchting. Elke lichaamscel van de nakomeling bevat dan het gemuteerde variant van een gen. Dit kan ervoor zorgen dat de nakomeling een niet eerder voorkomende eigenschap heeft verkregen.
Mutaties komen vaker voor bij blootstelling aan mutagene invloeden: straling (bijv. radioactieve straling, röntgenstraling of ultraviolette straling in zonlicht); bepaalde chemische stoffen (bijv. stoffen in sigarettenrook, asbest).
Ontstaan van kanker: ergens in het lichaam gaat een cel zich ongeremd delen. Oorzaak: waarschijnlijk door opgetreden mutaties in deze cel. Dit kan willekeurig gebeuren of door teveel blootstelling aan mutagene invloeden. Er ontstaat een gezwel (tumor) en de bouw van het weefsel wordt verstoord. Bij een tumor is genezing vaak nog mogelijk. Uitzaaiing: cellen van het eerste gezwel komen in het bloed of in de lymfe terecht. Deze cellen veroorzaken in andere organen nieuwe gezwellen. Door uitzaaiing wordt genezing heel moeilijk.