Overeenkomsten: Bouw, DNA en Embryonale Ontwikkeling
Lesdoel 8: Je moet kunnen omschrijven wat overeenkomsten bij verschillende soorten organismen hebben bijgedragen aan de evolutietheorie.
Overeenkomst in DNA, eiwit en fenotype. Hoe meer DNA, eiwit en fenotype van twee soorten overeenkomen, hoe aannemelijker het is dat deze soorten een gemeenschappelijke voorouder hebben. Door aanpassing aan het milieu zijn de verschillen in genotypen en fenotypen ontstaan. Overeenkomst in fenotypen ze lijken op elkaar zoals bijvoorbeeld leeuw en tijger. Overeenkomst in bouw, organen met verschillende functie kunnen veel overeenkomst in bouw vertonen. Voorbeelden: de vleugel van een vleermuis, de voorvin van een walvis, de voorpoot van een mol en de arm van een mens.
Overeenkomst in embryonale ontwikkeling. De embryonale ontwikkeling van verschillende soorten dieren vertoont overeenkomst. Rudimentaire organen: organen die geen functie meer hebben en niet of nauwelijks tot ontwikkeling komen. Voorbeelden van rudimenten: het bekken bij een walvis, de pootresten bij een reuzenslang, de staartwervels en de blindedarm bij de mens. Bij verwante soorten komen deze organen wel tot volledige ontwikkeling. Overeenkomst in processen (bijv. celdeling).