Werkprocessen

Werkproces 2.1: Voert medisch-technische handelingen uit

De doktersassistent voert medisch-technische handelingen uit. Daarnaast verzamelt zij monsters voor onderzoek, doet metingen en voert laboratoriumwerkzaamheden uit. Zij stemt af op de zorgvrager en neemt vooraf en tijdens de uitvoering van de medisch-technische handeling(en) en eventuele angast en onzekerheid weg door uitleg over wat, waarom en hoe ze de medisch-technische handeling(en) uitvoert. Zij observeert of de patiënt de behandeling goed doorstaat en onderneemt actie bij bijzonderheden.

Gewenst resultaat: de doktersassistent heeft op professionele wijze de medisch-technische handelingen verricht, alsmede bijbehorende werkzaamheden uitgevoerd en heeft bij eventuele bijzonderheden adequaat gehandeld.

Werkproces 2.2: Assisteert bij uitvoering van medische verrichtingen

De doktersassistent assisteert voor, tijdens en na de behandeling de behandelaar volgens richtlijnen, protocollen en/of werkafspraken van de organisatie/praktijk. Vooraf maakt zij de behandelruimte, materialen en middelen gereed voor de medische verrichting. TIjdens de behandeling reikt zij de benodigde materialen en het instrumentarium aan en assisteert de behandelaar. Zij zorgt dat het behandelingsgebied voldoet aan de gewenste voorwaarden voor de specifieke behandeling. Zij ziet toe op de veiligheid en hygiëne voor zichzelf en anderen, zoals de patiënt en collega's. Na afloop van de medische verrichting reinigt de doktersassistent de behandelruimte, het instrumentarium, de hulpmiddelen en ruimt deze op.

Gewenst resultaat: de doktersassistent heeft de behandelaar op een professionele wijze geassisteerd bij de behandeling en gezorgd dat de behandelruimte, instrumentarium en materialen op orde zijn zowel voor, tijdens als na de behandeling.

Werkproces 2.3: Geeft voorlichting en advies

De doktersassistent adviseert en instrueert, op aanwijzing van de behandelaar, de patiënt over de behanddleing, de te verwachten na-effecten en eventuele vervolgstappen. Zij begeleidt de patiënt voor, tijdens en na de beahndeling en stelt hem zo mogelijk gerust. Zij richt zich ook op de preventie van een bepaalde klacht en het omgaan met die klacht. ZIj gebruikt daarbij voorlichtingsmateriaal en geeft gericht advies over bijvoorbeeld veel voorkomende vragen en klachten, medicijngebruik, uitslagen van onderzoeken en behandelingen. Zij verstrekt informatie over specifieke onderwerpen gericht op het voorkomen van problemen en/of het bevorderen van de gezondheid en geeft de patiënt tips en advies om een gezonde leeftstijl aan te nemen en stimuleert de patiënt om deze (blijvend) na te leven. Zij zet zo mogelijk zelfmanagement in waarbij voorlichting, instructie van vaardigheden en een zelfbehandelplan als samenhangend geheel worden aangeboden om de patiënt regie te geven over zijn ziekte/aandoening. Zij verwijst afhankelijk van de hulpvraag naar andere deskundigen, instanties, organisaties of websites.