Elke zin heeft een persoonsvorm (en dus een gezegde), bijna elke zin heeft ook een onderwerp, behalve de gebiedende wijs. Zowel het onderwerp als het gezegde zijn onmisbaar voor een zin.
Het volgende zinsdeel dat we behandelen is het lijdend voorwerp. Een lijdend voorwerp komt niet in alle zinnen voor.
Voor het vinden van het lijdend voorwerp gebruik je de volgende proef:Stel de vraag: Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
De leraar heeft de leerlingen beloond. WWG: heeft beloond. OND: de leraar
Wie heeft de leraar beloond? Antwoord: de leerlingen
Ik heb het boek in één adem uitgelezen. WWG: heb uitgelezen OND: Ik
Wat heb ik uitgelezen? Antwoord: het boek
Onderstaande video geeft nog eens uitleg over het lijdend voorwerp.
https://www.youtube.com/watch?v=muS6Cr3AFDE