Als we een zin in zinsdelen hebben verdeeld en daarna nagaan welke van die zinsdelen PV (persoonsvorm), OND (onderwerp), WWG (werkwoordelijk gezegde), LV (lijdend voorwerp) of MV (meewerkend voorwerp) is, dan blijven er nog zinsdelen over die we geen naam kunnen geven. Bijna al die zinsdelen zijn bijwoordelijke bepalingen.
Bij het vinden van de bijwoordelijke bepalingen kun je vrijwel alle vragen stellen, behalve vragen die beginnen met wie of wat. Probeer eens te bedenken waarom je die vragen niet kunt stellen voor de bijwoordelijke bepaling!
Voorbeelden:
Je kunt vragen: wanneer? Waar? Hoe? Waarom? Waardoor? Met wie? Op wie?
Waar? De hond | ligt | voor zijn hok.
Wanneer? Met kersmis | is | hij | vader | geworden.
Waarom? Vanwege de sneeuw| rijden | de bussen | niet.
Waardoor? De mast | werd | door de bliksem | getroffen.
Door wie? Door de scheidsrechter | werd | de wedstrijd | gestaakt.
Hoe? De zanger| zong | vals.
Hoelang? Wij | gaan | zes weken | naar Italiƫ | in de vakantie.
Waarmee? Met een oude schep | verwijderden | we | alle sneeuw.
Met wie? Hij | was | gisteren | met Piet | naar de film.
Waarheen? Na school | gaat | ze | een jaar | naar Belgie.
Waarvandaan? Mijn neef | komt | altijd | te laat | op school.
https://www.youtube.com/watch?v=nMI9CxgCfto