Uitwerking

Een wankele republiek

Bundesarchiv, Bild 175-01448 / CC BY-SA 3.0 de
Vanuit het venster van de Rijksdag roept
de sociaal-democraat Scheidemann de
Duitse republiek uit,vlak voor de
communisten de macht dreigen over te
nemen in Berlijn.

Het einde van de Eerste Wereldoorlog betekende ook het einde van het Duitse keizerrijk en het begin van de Weimarrepubliek. Hoe kwam dat?

De nationalistische keizerlijke regering en legerleiding hadden tot het einde toe vastgehouden aan het idee van een Duitse overwinning. In werkelijkheid had de slepende loopgravenoorlog Duitsland volkomen uitgeput. Met name de aankomst van vers getrainde Amerikaanse troepen betekende dat er geen schijn van kans meer was op een militaire overwinning. De legerleiding en de regering begonnen daarom in oktober 1918 onderhandelingen met de Amerikanen. De Amerikaanse president Wilson eiste een einde aan de regering van keizer Wilhelm II, die ook nog steeds opperbevelhebber van het leger was.

Toen er plannen bekend werden om de Duitse vloot nog eenmaal te laten uitvaren voor een laatste wanhoopsaanval, ontstond er verzet bij het marinepersoneel in de marinehaven Kiel. Dit verzet kreeg steun van de bevolking, die  oorlogsmoe was na jaren van gebrek en toenemende honger. De opstand sloeg over naar steeds meer andere steden. De opstandelingen vormden arbeiders- en soldatenraden. Binnen een week bereikte de revolutie de hoofdstad  Berlijn. De regering was in gevaar: wat in Rusland was gebeurd, dreigde zich nu in Duitsland te herhalen. Om dit te voorkomen dwongen leger en regering keizer Wilhelm II om af te treden. Hij kreeg asiel in het neutrale Nederland.

De regering kwam nu in handen van sociaaldemocraten die geen revolutie wilden. De sociaaldemocraat Scheidemann riep met steun van het leger op 9 november 1918 in Berlijn de republiek uit. Hiermee werd een linksradicale staatsgreep op het nippertje voorkomen. Met deze regering zonder keizer wilden de VS wel onderhandelen over een wapenstilstand, die op 11 november 1918 werd gesloten. Eindelijk zwegen de kanonnen, maar het was nog maar de vraag of de nieuwe Duitse regering zou standhouden: er waren sterke tegenstanders van links (radicale socialisten en communisten) en rechts (conservatieven die de keizer terug wilden). Voortdurend waren er demonstraties en opstanden van links en rechts, waarbij het leger keihard ingreep, vooral tegen communisten.
De politieke chaos was in Duitsland nog zo groot, dat de hoofdstad Berlijn te onveilig was voor de nieuwe regering van de Duitse republiek. In het stadje Weimar werd een nieuwe democratische grondwet geschreven. Vandaar de naam Republiek van Weimar voor de eerste Duitse parlementaire democratie met een gekozen president. In januari 1919 waren de eerste verkiezingen onder de republiek, waaraan voor het eerst ook vrouwen mochten meedoen.

In de schaduw van Versailles

Op deze spotprent wordt Scheidemann afgebeeld terwijl
hij het Duitse leger een dolk in de rug steekt. Volgens
veel Duitsers waren de sociaaldemocraten die de
Weimarrepubliek oprichtten, mede verantwoordelijk voor
de Duitsenederlaag in de Eerste Wereldoorlog.
Deze opvattingwordt de dolkstootlegende genoemd.

De kersverse Weimarregering werd gedwongen een vredesverdrag te ondertekenen met de overwinnaars in Versailles. Op deze plek hadden een halve eeuw eerder de Duitsers als overwinnaars hun keizerrijk uitgeroepen. Nu moesten vertegenwoordigers van de Weimarregering als verliezers, onder protest, keiharde vredesvoorwaarden accepteren:

Over de voorwaarden kon niet worden onderhandeld. Bij niet ondertekenen zou Duitsland opnieuw worden aangevallen. Het vredesverdrag werd door de verontwaardigde Duitsers een “Diktat” genoemd.  Vooral de bepaling dat Duitsland als enige schuldig werd verklaard aan de oorlog, wekte van links tot rechts grote woede in Duitsland.

De regering die deze voorwaarden ondertekende, kreeg deze woede van alle kanten over zich heen. Vooral oud-soldaten en conservatieven die het verlies van de oorlog en het keizerrijk niet konden accepteren, schoven de schuld voor deze vernederende en onrechtvaardige vrede in de schoenen van de nieuwe sociaaldemocratische regering. Zij geloofden graag in de zogenaamde dolkstootlegende: het onware verhaal dat het Duitse leger de overwinning best had kunnen behalen als niet de socialisten en communisten een opstand waren begonnen en zo het leger een ‘dolkstoot in de rug’ hadden gegeven. Zo kreeg de sociaaldemocratische regering van deze kant de schuld voor de nederlaag en het gedwongen vredesverdrag van Versailles.

De Weimarregering deed zijn best om te bewijzen dat het onmogelijk was om aan de herstelbetalingen te voldoen om zo concessies van de Geallieerden af te dwingen. Toen in reactie op de betalingsachterstand het Ruhrgebied werd bezet door Franse en Belgische troepen, riep de Duitse regering een algemene staking uit en liet de lonen doorbetalen met nieuw gedrukt geld. Dit leidde tot hyperinflatie: het geld werd steeds minder waard, mensen kregen hun loon uitbetaald met kruiwagens vol waardeloze biljetten. Spaarders zagen hun kapitaal verdampen, handige speculanten en smokkelaars profiteerden. Weer werd Duitsland in crisis en armoede gestort. Radicale groepen van links en rechts, van communisten tot oud-militairen, keerden zich opnieuw tegen de regering, bevochten elkaar op straat en probeerden opstanden te beginnen.  Een voorbeeld daarvan was de Bierkellerputsch door het kleine partijtje van oud-soldaat Adolf Hitler in München in 1923. De nieuwe Duitse eenheidsstaat dreigde alweer uiteen te vallen. Toch was redding nabij – tijdelijk tenminste.

Herstel en ineenstorting

Bundesarchiv, Bild 146-1972-062-01 / CC BY-SA 3.0 de
Oorlogsinvalide in Duitsland. Veel Duitsers
voelden de gevolgen van de crisis van
1929 als een nieuwe slag die hen door de
overwinnaars en de sociaal-democratische
regering werd toegebracht.

Aan deze politieke en economische crisis van 1923 kwam een eind doordat de Weimarrepubliek hulp kreeg van de VS. Het Dawes-plan zorgde voor kortlopende leningen waarmee Duitsland zijn industrie kon opbouwen. Dat was in het belang van alle landen: de Duitse herstelbetalingen kwamen nu weer op gang, zodat de voormalige Geallieerden ook verder konden met de wederopbouw van hun economie en met het terugbetalen van hún oorlogsschulden aan de VS.  Door dit plan kwam er meer vertrouwen tussen de voormalige tegenstanders. Duitsland en Frankrijk, de grote tegenstanders, begonnen zich te verzoenen. In het Pact van Locarno accepteerde Duitsland de nieuwe grenzen en de voormalige vijanden beloofden elkaar niet meer aan te vallen. Zo werd de periode 1924-1929 een tijd van van herstel. Duitsland werd voor zijn verzoeningspolitiek beloond met het lidmaatschap van de Volkenbond (1926). Deze organisatie moest ervoor zorgen dat een nieuwe oorlog werd voorkomen door overleg en samenwerking. De Duitse welvaart groeide snel en er leek een zonnige tijd te zijn aangebroken. Berlijn werd het centrum van moderne cultuur en uitgaansleven in Europa.
Maar toen brak overzee een nieuwe crisis uit.

In oktober 1929 maakte de Amerikaanse Beurskrach in één klap een einde aan de droom van welvaart en vrede in de westerse wereld, die net herstelde van een vreselijke wereldoorlog. De VS stopten de financiële hulp aan Duitsland die was begonnen met het Dawesplan. Nu dreigde daar onmiddellijk terugkeer van de armoede en chaos uit 1923. Miljoenen werden werkloos. De Weimarregering had geen antwoord op deze nieuwe crisis. De democratische partijen waren te verdeeld en niet in staat samen te werken om de crisis te bestrijden. Veel Duitsers die de Weimarregering toch al wantrouwden vanwege de dolkstootlegende, het ‘Diktat’ van Versailles en de hyperinflatie, verloren nu alle vertrouwen in de democratie. Radicale partijen van links en rechts kregen steeds meer aanhang: de extreem-linkse communisten tegenover Hitlers extreemrechtse  nationaalsocialisten (nazi's) van de NSDAP. Deze partijen bevochten elkaar ook op straat met paramilitaire partijlegertjes zoals Hitlers SA.

Opkomst en overwinning van de nazi’s

In 1933 reisde een Nederlandse
communistische bouwvakker naar Berlijn
en stichtte daar brand in het parlements-
gebouw van Duitsland in Berlijn.
Hitler greep deze daad aan om in de
aanloop naar de verkiezingen de Duitse
communisten te beschuldigen en zo zijn
voornaamste tegenstanders de pas af te
snijden. Van der Lubbe werd een jaar later
ter dood veroordeeld en onthoofd.

Hitler beloofde niet alleen de werkloosheid te bestrijden, maar ook een einde te maken aan de vernederende bepalingen van Versailles, en Duitsland weer tot een machtig land te maken met een sterke leider. De verzoeningspolitiek had tot niets geleid, beweerde hij. Aan de afspraken over de nieuwe grenzen wilde hij een einde maken, net als aan de herstelbetalingen. De Volkenbond verachtte hij als een machteloze praatclub. Hij beloofde van Duitsland weer een sterke staat te maken die er vanuit het verleden recht op had om Europa te domineren. Daarbij keerde hij zich tegen de democratie: hij geloofde in het leidersbeginsel. Ook zag hij de wereldwijde invloed van vrijhandel en banken als een complot tegen de wereld van de door hem gehate Joden (antisemitisme). Hitler behaalde veel succes met zijn massapropaganda, mede dankzij effectief gebruik van de moderne middelen van die tijd: drukpers, radio en massabijeenkomsten. Zijn partij groeide bij elke verkiezingen, dankzij de crisis en de onmacht van de republiek. De conservatieve elite uit de keizertijd die nog altijd erg machtig was in leger en politiek, dacht Hitler als hulpje voor hun eigen politieke doelen te kunnen gebruiken. Deze groepen zorgden ervoor dat Hitler in januari 1933 rijkskanselier (regeringsleider) werd met enkele nazi-ministers in het kabinet.

Maar Hitler wilde zijn macht niet delen. In maart zouden er weer verkiezingen zijn, met de communisten als laatste gevaarlijke tegenstanders van de nazi's. Nu kwam een incident op het juiste moment: bij de Rijksdagbrand in februari 1933 wierp Hitler meteen alle verdenking op de communistische partij. Talloze communisten werden opgepakt en hun partij ging verzwakt de verkiezingen in. Hitlers NSDAP won en werd nu inderdaad de grootste partij in de Rijksdag - maar behaalde geen meerderheid. Nu haalde Hitler zijn laatste truc uit de doos. Onder het voorwendsel van een noodsituatie, en door intimidatie en straatgeweld, nam het geïntimideerde parlement de machtigingswet aan waarmee het zichzelf buiten spel zette en alle regeringsmacht overgaf aan rijkskanselier Hitler. Die kon nu zonder parlement gaan regeren. Andere partijen dan de NSDAP werden verboden, politieke tegenstanders werden in concentratiekampen opgesloten en Duitsland veranderde in korte tijd in een totalitaire staat, geregeerd door een bijna almachtige dictator.

Onderdrukking en oorlog

Hitler, nu Führer van de Duitse republiek, kon de rechtsstaat afschaffen die zijn tegenstanders nog beschermde. Duitsland veranderde in een totalitaire staat waarin elke vrijheid van alle inwoners door de nazi-staat werd onderdrukt. Met keiharde terreur van leger en politie onderdrukte hij alle politieke tegenstanders: zij werden opgesloten in concentratiekampen. Alle democratische instellingen en vrijheden werden afgebroken. Rechters moesten nazi zijn. De persvrijheid werd onderdrukt door censuur. Minister Goebbels werd aangesteld om met alle moderne middelen propaganda te maken voor de nazi-denkbeelden. Hitlers doel was: nazificatie van de hele samenleving. Daarvoor werden alle maatschappelijke instellingen: vakbeweging, kerken, pers, kunst, onderwijs en jeugdbeweging gelijkgeschakeld tot nazi-organisaties.

Bundesarchiv, Bild 147-0510 / CC BY-SA 3.0 de
Bijeenkomst van de Hitlerjugend in Berlijn
in 1933, het jaar waarin Hitler de macht
overnam.

Het Duitse volk moest veranderen in een Volksgemeinschaft (volksgemeenschap) waarin iedereen van dezelfde afkomst was (Blut und Boden) en hetzelfde dacht in  blinde gehoorzaamheid aan de Führer. Deze indoctrinatie hield ook in dat iedereen die volgens de nazi-ideologie niet echt Duits was, als vijand werd weggezet. Dat waren allereerst de Joodse Duitsers. De antisemitische nazi's zagen Joden als vijanden en verzwakkers van het superieure Arische ras. De vrijheid van de Joodse burgers werd daarom steeds verder ingeperkt. Door de Neurenberger wetten werden ze buiten de samenleving geplaatst en tot tweederangs burgers verklaard. Gemengde huwelijken waren ongeldig en verboden. Ook andere groepen die niet pasten bij het beeld de Duitsers als 'superras' werden verdrukt: homofielen, gehandicapten, zigeuners.

De Duitsers pasten zich noodgedwongen aan, vaak ook enthousiast en verblind door de economische successen van Hitlers regering. Velen kregen weer werk, mede dankzij een uitgebreid bewapeningsprogramma ter voorbereiding van Hitlers wraak op de vernederingen van Versailles. Hoe zou het buitenland reageren op de nieuwe Duitse dreiging?

Verovering en vernietiging

Nazi-Duitsland wilde alle Duitssprekende gebieden innemen, ook om hiermee een eind te maken aan de afspraken van Versailles. Eerst was Oostenrijk aan de beurt. Door dreiging en politieke druk kreeg Hitler Oostenrijk zonder oorlog in handen.
Tsjecho-Slowakije had ook veel Duitse inwoners in de grensstreek. Het land stond onder bescherming van Frankrijk en Groot-Brittannië. Maar die afspraak bleek niet veel waard. Tijdens de Conferentie van München gaven Groot-Brittannië en Frankrijk zoveel mogelijk toe aan Hitler. Ze hoopten oprecht de wereldvrede te redden met deze appeasement-politiek (toegeven in ruil voor vrede). Maar Hitler hield zich niet aan de vredesafspraken. Hij nam niet alleen de grensgebieden in, maar heel Tsjechië. Nu wisten de Europese leiders dat Hitler niet te vertrouwen was.
De volgende stap was Polen: dit land was gevormd door delen van Duitsland en de Sovjet-Unie af te nemen. Hitler eiste dat een deel werd teruggegeven. In het geheim sloot hij een verdrag met Stalin om Polen onder beide landen te verdelen. In september 1939 vielen zijn legers met het geconcentreerde geweld van een Blitzkrieg Polen aan. Maar ditmaal gaven Frankrijk en Groot-Brittannië niet langer toe. Ze verklaarden Duitsland de oorlog, hoewel ze militair nog niet in staat waren om Polen hulp te bieden. Dit gaf Hitler gelegenheid om ook West-Europa aan te vallen voor Groot-Brittannië iets terug kon doen. Frankrijk werd voor een groot deel bezet en ook andere landen met belangrijke Atlantische havens vielen in Duitse handen: Denemarken, Noorwegen, België en ook Nederland. Na het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 besloot het Nederlandse leger zich over te geven. Heel West-Europa behalve Groot-Brittannië was nu bezet of neutraal.

Bundesarchiv, 101I-133-0703-30 /
Zermin / CC BY-SA 3.0 de

De Duitse bezetters slaagden erin, de
Joodse bevolking eerst te discrimineren,
daarna te isoleren en vervolgens te
deporteren.

In de bezette landen en dus ook in Nederland werd de rechtsstaat buiten werking gesteld: politieke partijen werden verboden, de rechten en vrijheden van de Grondwet werden buiten werking gesteld, en ook aan de gelijke behandeling van alle burgers en godsdiensten kwam een einde, met name voor de Joodse bevolking. Deze werd systematisch buitengesloten uit het openbare leven en stap voor stap steeds verder gediscrimineerd. Bepaalde beroepen werden verboden voor Joden, zij mochten niet meer in alle openbare gelegenheden  komen, moesten herkenningstekens dragen, werden in Amsterdam gedwongen in geïsoleerde wijken te gaan wonen en moesten zich tenslotte melden om op transport te worden gezet naar Kamp Westerbork in Drenthe. Westerbork was een doorgangshalte naar de vernietigingskampen.
De ‘arische’ Nederlandse bevolking die aanvankelijk als “Germaans broedervolk” werd gespaard, kwam ook steeds meer onder druk te staan. Er werd een verplichte arbeidsdienst ingesteld waardoor mannen gedwongen werden te werken in Duitsland, onder andere om de militaire productie op gang te houden. Ook moesten de krijgsgevangenen die aanvankelijk naar huis mochten, zich later toch weer melden om naar Duitsland te worden getransporteerd. Door dit alles werden onderdrukking en verzet in de loop van de oorlogsperiode sterker.

Door zijn ervaringen met de appeasementpolitiek kon Hitler hopen dat hij het nogmaals zonder oorlog  op een akkoord zou kunnen gooien met de Britten. Maar na verkiezingen was er nu een nieuwe Britse regering onder leiding van premier Winston Churchill, en die was juist vastbesloten om door te vechten. Nu probeerde Hitler Groot-Brittannië met geweld op de knieën te dwingen met zware bombardementen, maar deze Slag om Engeland leidde niet tot een Duitse overwinning.
Ondanks deze tegenslag viel Hitler in 1941 de Sovjet-Unie binnen en riskeerde zo welbewust een tweefrontenoorlog. Hij zag de Russen als een minderwaardig ras en het communisme als een ideologische aartsvijand. Duitsland wilde de Oost-Europese gebieden bovendien in bezit krijgen  voor grondstoffen en bevolkingsuitbreiding. De opmars in het oosten verliep aanvankelijk snel en het Derde Rijk leek op weg naar de volledige heerschappij over Europa.

Maar eind 1941 vond er een dramatische wending plaats: door de Japanse aanval op de oorlogshaven Pearl Harbor op Hawaii werden de VS nu ook militair bij de oorlog betrokken (Japan en Duitsland waren bondgenoten). Tegelijkertijd liep de Duitse aanval op de Sovjet-Unie vast in de bittere winterkou. De strijd tegen deze twee grootmachten met hun enorme overwicht aan materieel  en mankracht kon Duitsland op den duur niet winnen.

Toch ging Hitler door met de voorbereidingen voor zijn plan om alle Europese Joden systematisch te vermoorden: genocide (volkerenmoord) op ongekende schaal. Tijdens de Wannseeconferentie (1942) liet hij deze operatie in het diepste geheim voorbereiden door zijn naaste medewerkers. De SS, Hitlers ideologisch geschoolde partijleger, begon met de organisatie van antisemitische moordacties in Oost-Europa en bedacht een methode om mensen massaal te vergassen in vernietigingskampen. De deportatie (wegvoering) van Joden uit alle bezette landen begon.