1. Begripsbepaling Om welke ziekte gaat het? Nederlandse naam, medische naam, eventuele andere benamingen (in de volksmond).
Diabetes Mellitus ( suikerziekte )
2. Verspreiding (epidemiologie) Hoe vaak komt de ziekte voor? Bij welke groepen mensen komt de ziekte voor? In welke gebieden komt de ziekte voor?
Ruim 1,2 miljoen Nederlanders hebben diabetes, dus 1 op de 14 Nederlanders. Iets meer mannen dan vrouwen.
Daarvan hebben 1,1 miljoen officieel de diagnose, de rest loopt er ongemerkt mee rond.
In 2010 hadden zo’n 200.000 Nederlanders diabetes zonder dat ze het wisten. Het huidige precieze aantal is niet bekend.
60.500 Nederlanders per jaar horen dat ze diabetes hebben. Dat zijn 1.163 mensen per week, 166 per dag.
Negen op de tien mensen met diabetes hebben diabetes type 2.
750.000 Nederlanders lopen groot risico om diabetes te krijgen: ze hebben een verstoorde suikerhuishouding. Van hen krijgt een derde binnen zes jaar diabetes.
1 op de 3 van de huidige volwassen Nederlanders krijgt diabetes type 2, berekenden onderzoekers van het Erasmus MC.
3. Anatomie / fysiologie Welke anatomie en welke fysiologie is bij dit ziektebeeld betrokken?
Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte. Dat betekent dat het afweersysteem zich vergist. Normaal ruimt het afweersysteem alleen ziektes op. Maar bij sommige mensen vernielt het afweersysteem de cellen die insuline aanmaken, in de alvleesklier. Dan heb je diabetes type 1. Zonder de stof insuline kun je niet leven, want die regelt je bloedsuiker.
Bij diabetes type 2 reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Dat is het hormoon dat de bloedsuikerspiegel regelt. De insuline is als het ware onzichtbaar, en kan zijn werk niet doen. Daardoor blijft er te veel suiker in je bloed zitten. Eerst maakt het lichaam extra insuline aan, maar na verloop van tijd steeds minder.
4. Oorzaken (etiologie) Welke oorzaken (inwendige en/of uitwendige) zijn er?
Type 1 is een auto-immuunziekte.
Type 2
weinig lichaamsbeweging
overgewicht
ongezond eten
roken
ouder worden
erfelijkheid
5. Symptomen Welke verschijnselen komen voor bij dit ziektebeeld?
Type 1
veel dorst en veel plassen
afvallen zonder dat daar een reden voor is
ziek en beroerd voelen
veel honger hebben, of juist helemaal niet
wazig zien
misselijk zijn of overgeven
Type 2
vaak dorst en veel plassen
veel moe zijn
last van ogen, zoals rode en branderige ogen, wazig zien, dubbel zien of slecht zien
slecht genezende wondjes
kortademigheid of pijn in de benen bij het lopen
infecties die vaak terugkomen, zoals blaasontsteking
6. Diagnose Welke onderzoeken zijn nodig om tot een diagnose te komen?
Afweerstoffen tegen GAD65 worden vaak gebruikt om diabetes type 1 vast te stellen. Wat weten we over GAD65 uit onderzoek?
Kinderarts-diabetoloog Henk-Jan Aanstoot deed in de jaren tachtig en negentig al onderzoek naar het eiwit GAD65 voor het stellen van de diagnose diabetes type 1. Tegenwoordig gaat de GAD65-test meestal samen met testen op twee andere afweerstoffen, IA2 en ZnT8.
Heb je afweer tegen deze drie eiwitten, dan heb je auto-immuniteit tegen de bètacellen. Je hebt dan zeer waarschijnlijk diabetes type 1. Soms is een van de afweerstoffen niet aanwezig of alweer weg, of komt later pas, vandaar dat de test met drie praktisch is om diabetes type 1 vast te stellen.
7. Therapie Welke behandelingen kunnen worden toegepast?
Wie diabetes type 1 heeft, moet elke dag bloedsuiker meten, insuline spuiten of een pompje dragen. Je kunt geen hap eten zonder te berekenen hoeveel insuline ervoor nodig is. Deze ingrijpende behandeling herhaalt zich elke dag, alle 365 dagen van het jaar.
De verschillende soorten insuline, voor mensen met diabetes
Superkort werkende insuline (kortwerkende insulineanaloga) die direct vóór de maaltijd of soms meteen erna wordt gebruikt (aspart, glulisine en lispro). Deze insuline werkt vier tot vijf uur.
Kort werkende insuline (gewone, zogenoemde ‘regular’ insuline) die een halfuur tot kwartier vóór de maaltijd wordt gebruikt (actrapid, humuline, insuman rapid). Deze insuline werkt zes tot acht uur.
Middellang werkende insuline (matig langzaam opgenomen) die bijvoorbeeld ’s avonds wordt gebruikt (NPH-insuline). Deze insuline heeft het maximale effect pas na 4-8 uur en werkt daarna nog een paar uur door.
Langwerkende insuline (zeer langzaam opgenomen insuline) die heel geleidelijk werkt voor ongeveer een dag (insuline glargine en detemir).
Mix-insulines zijn combinaties van de andere insulinesoorten. Ze worden meestal twee keer per dag gebruikt, vóór het ontbijt en vóór de avondmaaltijd (bijvoorbeeld humuline NPH, lispro/lispro protamine, aspart/aspart protamine).
8. Prognose Hoe zal de ziekte vermoedelijk verlopen en wat is de kans op beterschap?
De prognose (toekomstperspectief) van DM2 is erg moeilijk te voorspellen en sterk afhankelijk van de regulatie van de bloedsuiker, cholesterol en bloeddruk. De meeste mensen die goed gereguleerd zijn krijgen geen of slechts weinig complicaties. Zij kunnen een normaal leven leiden, met dien verstande dat zij zich de gezonde leefstijl eigen moeten maken en soms daarnaast nog medicijnen moeten gebruiken. De mensen met hoge bloedsuikers en/of bloedvetten en/of bloeddruk hebben een veel grotere kans op één of zelfs meerdere complicaties. De complicaties van diabetes kunnen veel problemen geven.
9. Complicaties Welke complicaties kunnen zich voordoen?
beschadiging van hart- en bloedvaten (“atherosclerose”)
beschadiging van het netvlies (“retinopathie”)
beschadiging van de nieren (“nefropathie”)
beschadiging van de zenuwen (“neuropathie”)
zweren en infecties van de voeten en onderbenen (diabetische voet)
10. Aandachtspunten voor de verzorging en begeleiding door de verzorgende-IG (deze zijn van belang voor het zorgplan = witte loper) Welke ziekteverschijnselen / complicaties / psychosociale gevolgen moet je vooral observeren? Waarop moet je letten bij het uitvoeren van de behandeling(en) / interventie(s)?
Belangrijk bij de behandeling van diabetes type 1 is dat er op de vooraf bepaalde tijden wordt gecheckt wat de glucosewaarde is van de patiënt en dat hierop insuline wordt gegeven.
Let er op wanneer je bijvoorbeeld een patiënt helpt bij ADL-zorg dat je controleert of je patiënt wondjes heeft, voornamelijk aan voeten en tenen is dit erg belangrijk. Ook let je op de verschillende symptomen die voorkomen bij een hypoglykemie of hyperglykemie, zoals vermoeidheid, veel plassen etc.
Filmpje over diabetes https://www.youtube.com/watch?v=ZAgyTcUovmU
Diabetes Fonds
Voor meer informatie over diabetes