Bouwstoffen

                             1.3.2 De bouwstoffen

Bouwstoffen zijn nodig voor het opbouwen en instandhouden van lichaamscellen; dus om te groeien, maar ook om lichaamscellen te vervangen. Of te herstellen bij operatie- of brandwonden bijvoorbeeld. Per dag verliezen we miljoenen huidcellen en je verliest veel haren. Bouwstoffen zorgen ervoor dat dit verlies weer wordt aangevuld.

De bouwstoffen zijn:                            

-    water                                                                                

-    eiwitten

-    sommige mineralen

                        Water

Water is een belangrijke levensbehoefte. Zonder water houd je het maar een paar

dagen vol, terwijl je zonder vast voedsel veel langer in leven kunt blijven.

Ons lichaam bestaat voor 60% uit water.

Water heeft verschillende functies in het lichaam:

- het zorgt ervoor dat je cellen de juiste vorm houden;

- het zorgt voor vervoer van allerlei stoffen;

- het regelt de lichaamstemperatuur;

- het is een oplosmiddel voor allerlei stoffen.

 

Eiwitten

Eiwitten kunnen verdeeld worden in plantaardige en dierlijke eiwitten. De kleinste deeltjes van eiwitten zijn de aminozuren. Met behulp van aminozuren uit de voeding kan ons lichaam zelf weer nieuw lichaamseiwit maken.

Eiwitten komen onder andere voor in melk, kaas, vlees, vis, peulvruchten, brood en graanproducten.

 

Stofwisseling

De splitsing van de eiwitten begint in de maag en gaat verder in de twaalfvingerige en dunne darm. Eiwitten worden gesplitst in aminozuren. Aminozuren worden via de darmwand opgenomen door het bloed en naar de lever vervoerd. In de lever kunnen de aminozuren weer opgebouwd worden tot eiwitten. Een gedeelte van de aminozuren worden gesplitst in een stikstofhoudend deel en in een stikstofvrij deel.

Uit het stikstofhoudend deel wordt onder andere ureum gevormd. Ureum wordt met de urine uitgescheiden door de nieren.

Uit het stikstofvrij deel wordt onder andere glucose gevormd, dat ons weer energie kan leveren.

Mineralen

Mineralen zijn stoffen die een opbouwende of een regulerende taak kunnen hebben.

Een opbouwend mineraal is bijvoorbeeld calcium. Calcium zorgt voor de opbouw van het skelet. Een regulerend mineraal is bijvoorbeeld natrium. Natrium regelt, samen met kalium, de vochthuishouding in ons lichaam