Opdracht 7

In de voorgaande opdrachten heb je het eerste deel van de hoofdvraag beantwoordt (dikgedrukt):

Welke (geologische) landschappen en landschapsvormen worden binnen Nederland onderscheiden; welke landschapsvormen vind je in je eigen omgeving en waarom?

Beschrijf in maximaal 20 zinnen een conclusie, met daarin: