In de voorgaande opdrachten heb je het eerste deel van de hoofdvraag beantwoordt (dikgedrukt):
Welke (geologische) landschappen en landschapsvormen worden binnen Nederland onderscheiden; welke landschapsvormen vind je in je eigen omgeving en waarom?
Beschrijf in maximaal 20 zinnen een conclusie, met daarin:
Een antwoord op alleen het tweede deel van de hoofdvraag: Welke (geologische) landschappen en landschapsvormen worden binnen Nederland onderscheiden; welke landschapsvormen vind je in je eigen omgeving en waarom?
Wat je over Nederland en je eigen omgeving in het algemeen hebt geleerd, waarbij je aangeeft welke dingen je verrassen, omdat je hierover voorheen misschien anders dacht.