Opdracht 6

 

a. Welke landschapsvormen kunnen in jouw omgeving te vinden / zien zijn, op basis van de tot nu toe gevonden informatie? Zet ze kort op een rij. Zo heb je als het goed is een goed overzicht. Mocht je directe eigen omgeving weinig verschillende landschapsvormen hebben, rek je eigen omgeving dan zover uit dat je minstens vier landschapsvormen bent tegengekomen.

 

b. Beschrijf voor elke landschapsvorm uit jouw rijtje (minstens 4) in eigen woorden en in stappen door welke (natuurlijke / menselijke) processen de landschapsvorm (uiteindelijk) is gevormd (tot wat hij nu is). Bouw je stappen op door zo veel mogelijk “oorzaak” en “gevolg” te gebruiken. Een gevolg van een eerste oorzaak kan namelijk ook weer een oorzaak worden voor een volgend gevolg. Zo ontstaat soms een keten van oorzaak en gevolg. Dit kan zeker bij geologische landschapsvorming het geval zijn. Lees onderstaande fictieve voorbeeld (niet uit Nederland) eerst door en volg dezelfde werkwijze:

Een “verzonnen” voorbeeld om de hier bedoelde manier van werken te verduidelijken: “Doordat het land in dit gebied sinds 100.000 jaar geleden omhoog beweegt (oorzaak), is het grondwater steeds dieper komen te zitten en kon/kan de bodem snel uitdrogen (gevolg). Doordat de bodem regelmatig snel uitdroogt (oorzaak), zijn er ook veel stukken met relatief weinig plantengroei in het gebied (gevolg). Doordat er open stukken zijn zonder plantengroei (oorzaak), is er een grote kans op bodemerosie (gevolg). Doordat er (dus) al over een lange periode bodemerosie in het gebied is opgetreden (oorzaak), zijn er bij deze landschapsvorm allemaal (droge) stroomgeulen van het water (dat tijdelijk stroomt na zware regenbuien) te herkennen (gevolg).”

 

Een voorbeeld uit Nederland: in dit geval voor een landschapsvorm in de buurt van Wageningen (woonplaats bedenker van deze opdracht - volgens de website ligt de landschapsvorm “Dekzandruggen” vlakbij de Wageningen in de regio “De Gelderse Vallei”): “Doordat tijdens de laatste ijstijd (Weichseliën) Nederland lange tijd erg kaal was (en de Noordzee droog stond ) (oorzaak), kon er op grote schaal zand verstuiven en als een deken over Nederland heen komen te liggen (vandaar ook de naam dekzand overigens) (gevolg). Doordat aan het eind van de laatste ijstijd Nederland door het warmer worden van het klimaat geleidelijk meer plantengroei kreeg op het aanwezige dekzand (oorzaak), kwam het laatste verstuivende zand in een soort (duinachtige en vaak langgerekte) heuvels te liggen (gevolg). Dit zijn de dekzandruggen.

  1. Gebruik eventueel ook informatie van de website die onder de knop “vormende krachten” te vinden is. Het gaat in deze deelopdracht immers om de “vorming” van de landschapsvormen.
  2. Bovenstaand voorbeeld is geheel uitgewerkt op basis van de informatie van de website. Doe dit ook zo. Heel goed lezen dus en vraag je docent om toelichting mocht je de informatie van de website niet goed snappen!