Inleiding

Op producten kun je verschillende labels plakken. Je kunt producten bijvoorbeeld onderverdelen in natuurlijke goederen en voortgebrachte goederen of in primaire goederen en secundaire goederen. Soms spreek je van complementaire goederen, soms van substitutiegoederen. Je hebt inferieure goederen en luxegoederen. En zo zijn er nog wel een aantal labels te bedenken.

In deze opdracht kies je vier verschillende producten uit die te koop zijn in een supermarkt. De producten mogen niet duurder zijn dan € 10,-. Van ieder product maak je duidelijk met wat voor soort product je hebt te maken. Dat doe je door in ieder geval een vraagcurve van het product te tekenen en door iets te zeggen over de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid en over de inkomenselasticiteit.