Werkprocessen

D1-K1: Oriënteert zich op het ondernemerschap

De beroepsbeoefenaar onderzoekt of het ondernemerschap iets voor hem is door verschillende werkwijzen te hanteren en te combineren in wisselende situaties.
Voor de oriëntatie op ondernemerschap is (basis)kennis noodzakelijk ten aanzien van zelfstandig ondernemerschap, marktonderzoek, marketing en promotie en financiële administratie. Verder is hij in staat om technieken op het gebied van communicatie en zelfreflectie toe te passen.
 
D1-K1-W1: Oriënteert zich op het starten van een onderneming
De beroepsbeoefenaar onderzoekt met behulp van verschillende informatiebronnen wat het betekent om een onderneming te starten. Hij bedenkt waarin hij zou kunnen of willen ondernemen. Hij gaat na of hij anderen met zijn ideeën kan enthousiasmeren en of anderen openstaan voor zijn ideeën. Hij onderzoekt wat goed is aan zijn idee, wat zwakke punten zijn van zijn idee en hoe hij hiermee kan omgaan.
Hij gaat na hoe hij zijn ideeën kan vermarkten: wat is zijn aanbod, wat wil hij daarvoor krijgen en wat levert het hem op. Hij denkt na over zijn aanbod, de presentatie van zijn aanbod en wat hij nodig heeft om zijn plannen te realiseren. Ook gaat hij na hoeveel geld hij nodig heeft en welke mogelijkheden er zijn om aan geld te komen. Hij weegt verschillende mogelijkheden af en onderzoekt wat er in een plan voor een onderneming moet komen te staan. Hij presenteert zijn idee (mondeling of schriftelijk) aan anderen, verzamelt feedback op zijn idee en schat de slagingskans van het idee in.
 
D1-K1-W2: Oriënteert zich op het runnen van een onderneming
De beroepsbeoefenaar bedenkt welke activiteiten je kunt ondernemen om klanten te krijgen, te houden en van dienst te zijn. Waar mogelijk probeert hij verschillende activiteiten uit en bepaalt het effect ervan. Hij gaat na welke praktische zaken hij dient te regelen voor het runnen van de onderneming: kan hij alles alleen of dient hij partners te zoeken, aan welke eisen moeten processen en producten voldoen, welke (financiële) gegevens dient hij te verzamelen en te bewaken, etc. Hij bespreekt zijn ideeën hierover met betrokkenen en/of probeert zaken uit, kijkt mee met een ondernemer, oefent zaken, etc.
 
D1-K1-W3: Besluit of ondernemen (als toekomstperspectief) bij hem past
De beroepsbeoefenaar bepaalt wat hij leuk en minder leuk vindt aan ondernemen en gaat na of het starten en runnen van een eigen onderneming bij hem past op korte of lange termijn. Hij bekijkt welke persoonskenmerken van pas komen en welke persoonskenmerken hij nog verder zou moeten ontwikkelen. Ook gaat hij na wat het ondernemerschap verder vraagt qua inzet (bijv. beschikbaarheid, werkomstandigheden), houding (doelgericht, gedisciplineerd, pro-actief) en vaardigheden (bijv. plannen, organiseren, netwerken), welke mogelijkheden ondernemerschap hem kan bieden en in hoeverre dit bij hem past. Hij benut mensen in zijn omgeving door hen feedback en advies te vragen. Op basis van zijn reflectie weet hij wat ondernemen van hem vraagt en of hij gemotiveerd is hieraan (nu of in de toekomst) tijd, energie en middelen te besteden.