Tegenstellingen tussen het Spaanse gezag en de Nederlandse onderdanen leidden tot de Opstand:
Het Spaanse gezag wilde centraliseren, terwijl de Nederlandse steden en gewesten Autonomie wilden
Het Spaanse gezag wilde Katholicisme verplichten, terwijl de Nederlanders godsdienstvrijheid wilden
Spanje zag de Nederlanden als deel van hun wereldrijk en wilden hun reik uitbreiden. De Nederlanders verzetten zich tegen de hoge kosten daarvan (belastingen) en de schade voor de handel.
Naarmate het Spaanse gezag strenger werd in zijn eisen en bepalingen, groeide het verzet.