Welkom bij het tweede en laatste deel van dit arrangement. Als je het goed onthouden hebt, heb ik bij het begrip 'wind' benoemd dat we in dit deel er verder op in gaan. We gaan in dit gedeelte kijken naar de invloed van luchtdruk op het weer.
Onder het kopje wind, had ik het over gebieden met weinig en veel lucht. Zoals je op het plaatje hierboven ziet, zijn die gebieden met veel lucht hogedrukgebieden en de gebieden met weinig lucht lagedrukgebieden.
Luchtdruk, de druk van lucht op de aarde verschilt per regio. De luchtdruk kan je meten met een barometer, die je hieronder ziet op de afbeelding.
Als je op de barometer ziet dat de luchtdruk snel verandert, zal het type weer ook snel veranderen. Als de luchtdruk gaat dalen is er een lagedrukgebied op komst en als deze stijgt komt er een hogedrukgebied.
Maar wat is nu zo een hoge-/lagedrukgebied? En wat voor weer krijg je bij welke?
lagedrukgebied: Dit is een gebied met een lage luchtdruk, aangeduid op kaarten met een L. Als er een lagedrukgebied aan komt, krijg je regen en ander slecht weer. Bij een lagedrukgebied is er sprake van stijgende lucht die kouder wordt en condeseert. Door het condenseren ontstaan wolken met neerslag.
Hogedrukgebied: Bij een hogedrukgebied (H) is er sprake van dalende lucht, waardoor de druk aan het aardoppervlak toeneemt. Door de droge dalende lucht kunnen er geen wolken ontstaan en vind je vaak rustig en helder weer bij hogedrukgebieden.
Het verschil van beide drukgebied kan je hieronder zien:
Na wat korte uitleg ben bijna op het einde aangekomen van dit arrangement. Misschien is je iets ontgaan of niet duidelijk genoeg voor je. In dit filmpje wordt alles nog eens leuk uitgelegd met een aantal voorbeeldjes en proefjes.
Nu ben je helaas echt gekomen aan het einde. Maak voor deel 2 eerst je verwerkingsopdrachten. Als je een goed gevoel hebt en de stof van dit arrangement goed beheerst, kan je na je verwerkingsopdrachten starten aan de toets (deel 3). Het resultaat van deze toets telt 1 keer mee.