Na de Eerste Wereldoorlog hadden veel mensen in de Verenigde Staten weer vertrouwen in de toekomst.
In de jaren 20 groeide de Amerikaanse economie snel. Bedrijven verkochten allerlei nieuwe producten, bijvoorbeeld radio's, koelkasten en stofzuigers.
Deze producten werden snel en in grote hoeveelheden gemaakt aan de lopende band. (Massaproductie!)
Autofabrikant Ford gebruikte als eerste deze nieuwe productiemethode. Eerst kostte het maken van een auto twaalf uur, met de lopende band nog maar anderhalf uur.
De producten werden daardoor goedkoper.
Bedrijven probeerden steeds goedkoper te produceren en zo meer wist te maken. Dat past bij het kapitalisme, het economische systeem in de Verenigde Staten. Om aan geld voor nieuwe machines en gebouwen tekomen, verkochten bedrijven aandelen. Iedereen die een aandeel kocht, kreeg een stukje van het bedrijf in bezet. Je deelde dan mee in de winst. Als het goed ging met het bedrijf werden de aandelen meer waard. Jarenlang steeg de waarde van de aandelen. Aandeelhouders verdienden zo veel geld.