Leerdoelen

Dit zou je moeten kunnen na afloop:

 

A. De functie van het hart kunnen verwoorden

B. Je kan de delen van het hart benoemen en aanduiden op een schets:

  1. rechter boezem (of voorkamer of atrium)
  2. rechter kamer (of ventrikel)
  3. linker boezem (of voorkamer of atrium)
  4. linker kamer (of ventrikel)
  5. tussenschot (of septum)
  6. tricuspidalis klep
  7. pulmonalis klep
  8. aorta klep
  9. mitralisklep

C) Je kan de aansluitende bloedvaten benoemen en aanduiden op de schets:

  1. onderste holle ader (of vena cava inferior)
  2. bovenste holle ader (of vena cava superior)
  3. longslagader (of arteria pulmonalis)
  4. longaders (of venae pulmonalis)
  5. aorta

D) Je kan de werking van het hart uitleggen en daarbij onderscheidt maken tussen:

  1. de grote bloedsomloop
  2. de kleine bloedsomloop