Tegenwoordig maken vrijwel alle computers voor de onderlinge communicatie gebruik van het IP-protocol, zowel voor de lokale communicatie, als voor de communicatie buiten het netwerk.
Voor dit laatste speelt de internetroutering een belangrijke rol.
Hoe vindt de bezorging van een IP-pakket in het lokale netwerk plaats?
Hiervoor moet eerst voor dit lokale IP-adres het bijbehorende MAC-adres gevonden worden.
Vervolgens kan dit pakket via het lokale Ethernet verstuurd worden, waarbij de Ethernet-"routering" via switches, zoals hieronder beschreven, een rol speelt.
Om het MAC-adres van een lokaal IP-adres als bestemming te vinden gebruikt de afzender het zogenaamde ARP-protocol.
De afzender stuurt een broadcast over het lokale Ethernet met de vraag naar het MAC-adres van het gegeven IP-adres.
Elke computer in het lokale netwerk ontvangt dit bericht, inclusief de computer met dit IP-adres.
Deze weet zeker het eigen MAC-adres en stuurt dit als antwoord terug.
Op basis van dit antwoord kan de oorspronkelijke afzender de eigen administratie van IP-adressen en MAC-adressen bijwerken.
In het vervolg kan deze administratie gebruikt worden, in plaats van de broadcastvraag.
Om dit algoritme te laten werken is het nodig en voldoende dat elke computer een uniek IP-adres heeft in het lokale netwerk.
In het geval van IPv4 wordt daarvoor vaak DHCP gebruikt, waarmee een computer een IP-adres aanvraagt bij een DHCP-server, meestal de router/gateway van het netwerk.
In het geval van IPv6 kan een computer een uniek IP-adres kiezen door voor het computerdeel van het IP-adres het eigen MAC-adres in te vullen.
Deze aanpak maakt zowel het DHCP als het ARP-protocol overbodig.