In het geval van een telefoonnetwerk kun je met zeer veel mensen communiceren, maar niet op elk moment met iedereen.
Op het moment van gebruik maak je een tijdelijke verbinding.
In het oorspronkelijke analoge telefoonnetwerk was dit een elektrische verbinding.
Via de centrales in het netwerk, die als schakelpunten fungeren, worden de telefoondraden van de ene deelnemer verbonden aan de telefoondraden van de andere deelnemer.
Er ontstaat dan een elektrische verbinding, waarbij de trillingen in de microfoon aan de ene kant via een elektrisch signaal resulteren in trillingen in de luidspreker aan de andere kant.
Een dergelijke elektrische verbinding heet ook wel een circuit, vandaar dat we dit type netwerk een circuit-switched netwerk noemen.
Op het moment van het gesprek worden de hulpmiddelen (resources), in dit geval de draden en schakelaars die nodig zijn voor deze verbinding, vastgelegd.
Deze kunnen op dat moment niet door anderen gebruikt worden.
Na het verbreken van de verbinding kunnen deze hulpmiddelen weer vrijgegeven worden.
Het tijdelijk vastleggen van resources is één van de typische eigenschappen van een verbinding, op welk niveau deze ook voorkomt.
Als je te maken hebt met een netwerk waarin berichten verstuurd worden, of dit nu briefpost is of het e-mail netwerk, dan worden de hulpmiddelen niet langer gebruikt dan voor het eigenlijke transport nodig is.
Vaak vindt de communicatie in tussenstappen plaats, via schakelpunten (voor briefpost: sorteercentra).
Als een bericht van Z via A en daarna B naar O gestuurd wordt, dan is de verbinding (draad of auto) tussen A en B weer vrij voor andere berichten als het bericht in B aangekomen is.
Een dergelijke aanpak noemen we een packet-switched network.