Oriënterende opdracht

 

Door middel van deze oriënterende opdracht  maak je kennis met de organisatie en de afdeling waar je gaat werken. Je leert hoe de organisatie in elkaar zit en wat er gebeurt op de afdeling waar je gaat werken. Tijdens het werken binnen een organisatie krijg je steeds meer zicht op de werkzaamheden die worden uitgevoerd. Als je de opdrachten in deze opdracht hebt gedaan, zul je een beeld hebben gekregen van de organisatie, de afdelingen en de communicatie in de organisatie.

Opdracht 1: Een organogram maken 

De structuur van een organisatie wordt vaak afgebeeld in een organisatieschema. Dit wordt ook wel een organogram genoemd. Maak een organogram van de organisatie waar je nu werkt. Laat hierin terugkomen welke afdelingen er binnen de organisatie zijn en wie daarvan de leidinggevenden zijn.

Opdracht 2: Contacten met andere afdelingen 

In een organisatie hebben verschillende afdelingen contact met elkaar. Sommige afdelingen hebben ook contact met andere organisaties. Jouw afdeling heeft natuurlijk ook te maken met andere afdelingen binnen de organisatie. Maak een schema waarin je aangeeft met welke afdelingen jouw afdeling regelmatig contact heeft. Geef ook aan waarom jouw afdeling met die afdelingen contact heeft.

Opdracht 3: Overleg voeren 

Binnen elke organisatie vindt communicatie plaats. Vaak gebeurt dit in de vorm van vergaderingen. Maak een overzicht waarin je aangeeft welke vergaderingen binnen jouw afdeling voorkomen en geef aan welke andere afdelingen daar eventueel bij betrokken zijn. Geef aan wat het doel is van deze vergaderingen. Geef ook aan bij welke vergadering(en) jij aanwezig zult zijn.

Opdracht 4: Producten en/of diensten 

Elke organisatie heeft haar eigen doelstellingen. Deze doelstellingen kunnen per organisatie zeer verschillend zijn. Overheidsorganisaties leveren dienstverlening aan burgers. De meeste particuliere organisaties leveren producten en/of diensten, meestal om winst te kunnen maken.  Maak een overzicht van de producten en/of diensten die de organisatie levert waar jij nu werkt. Maak daarna een overzicht van de producten en/of diensten die de afdeling waar jij nu werkt levert.

Opdracht 5: Communicatiemiddelen 

Er zijn verschillende middelen die je kunt toepassen om (snel) te kunnen communiceren. Privé maak je misschien al gebruik van telefoon,  e-mail of MSN. In een organisatie wordt veel gebruik gemaakt van verschillende communicatiemiddelen. Er wordt gecommuniceerd met mensen binnen en buiten de organisatie in Nederland en soms ook in het buitenland. Maak een overzicht van de verschillende communicatiemiddelen die worden gebruikt in de organisatie waar je werkt. Geef ook aan waarvoor deze communicatiemiddelen meestal worden gebruikt.

 

 

Opdracht 6: Een overzicht van afdelingen en communicatie 

Je hebt nu in kaart gebracht welke afdelingen er zijn, welke afdelingen contact hebben met de afdeling waar je werkt en welke communicatiemiddelen er worden gebruikt binnen het bedrijf.  Maak nu een overzicht waarin staat met welke afdelingen jij in je huidige functie te maken hebt. Geef ook aan op welke manieren je met deze afdelingen communiceert en waarover.

Vragen 

Deze vragen kun je gebruiken om de opdrachten voor te bereiden.

1. Welke doelstelling(en) heeft de organisatie waar je werkt?

2. Welke producten en/of diensten levert de organisatie?

3. Welke doelstelling(en) heeft de afdeling waar je werkt?

4. Welke producten en/of diensten levert de afdeling waar je werkt?

5. Welke werkzaamheden worden op de afdeling verricht?

6. Wie zijn de klanten van de organisatie waar je werkt?

7. Wie zijn de klanten van de afdeling waar je werkt?

8. Maak een organogram van jouw bedrijf/afdeling.

9. Van welke communicatiemiddelen kan een bedrijf gebruik maken?

10. Op welke manieren kan in een bedrijf overleg plaatsvinden?