No, there is no garden.
Yes, there is a small garden.
Yes, there is a back garden.
There is only a front garden.
There is a lawn.
There are some flowers. There are vegetables.
Maak nu nog 2 gesprekjes waarin jullie zelf antwoord geven op de vragen.
Verzin bij beide gesprekjes ook zelf een vijfde vraag en een antwoord.
Doe de rol van persoon B uit je hoofd: dek dat deel van het voorbeeldgesprekje af.