Je gaat kijken naar een video waarin tieners vertellen over hun vakantie.
Werk samen met drie of vier klasgenoten.
Bespreek voordat je naar de video gaat kijken en luisteren de volgende vragen in je groep:
Waar denk je aan bij het woord “zomervakantie”?
Wat doe je meestal tijdens een vakantie?
Wie kan de meeste Engelse woorden bedenken die met vakantie te maken hebben?
Neem 3 minuten om allemaal een lijst te maken. Vergelijk jullie lijsten met elkaar en maak vervolgens een groepslijst met alle woorden die jullie bedacht hebben. Laat die groepslijst aan je docent zien.