Hieronder vinden jullie de uitleg over de eindopdracht en de presentatie hiervan. Daarnaast kun je de eindopdracht hier downloaden. Voor vragen of onduidelijkheden kunnen jullie terecht bij de docenten. De toetsing vindt plaats in les 8 (dinsdag 9 april 2019).
Eindopdracht:
Er is altijd wel een kindje (of leerling) dat moeite heeft met rekenen en wiskunde. Daarnaast leert de één sneller dan de ander. Ga op je stage opzoek naar een kindje dat hier moeite mee heeft. Je gaat de komende periode aan de slag met een interventie voor dit kindje. Voor deze interventie maak je een ‘behandelplan’. Hoe ga jij het kindje helpen om zijn/haar rekenen en wiskunde ontwikkeling te stimuleren? Je zorgt ervoor dat je plan makkelijk toepasbaar is in de praktijk. Concreet doorloop je de volgende stappen:
Vraag voordat je begint met observeren op je stage of er al in beeld is of er een kindje is die moeite heeft met rekenen en wiskunde. Vervolgens observeer je een week lang op stage. Welk kindje heeft meer moeite met rekenen en wiskunde? Wie valt op? Hoe zie je dit? Wat doet het kindje? Etc. Deze observaties schrijf je op.
De week erna richt je je specifiek op dit kindje. Je hebt één op één contact met hem/haar en test je bevindingen door te letten op reken- en wiskundetaal. Je bevindingen schrijf je op.
Optioneel: het zou leuk zijn wanneer je je kunt richten op een bepaald domein (uitleg in de les). Zoek uit met welk domein/welke domeinen het kindje moeite heeft (aantallen, meten, meetkunde, grafische representatie).
Overleg met je stagebegeleider wat mogelijk is in de begeleiding van dit kindje (hoeveel tijd, welke materialen etc.).
Maak een begin met een plan van aanpak (zie format) op voor dit kindje. Hoe ga je het kindje in de reguliere begeleiding helpen bij de ontwikkeling op het gebied van rekenen en wiskunde?
Voordat je het plan van aanpak geheel uitwerkt, lever je het in bij je docent. De docent geeft je vervolgens een GO of NO GO (inclusief feedback).
Werk (wanneer je een GO hebt) het plan van aanpak verder uit (denk aan SMART uitwerking) Leg het plan van aanpak voor aan je stagebegeleider.
Voer het plan van aanpak uit (minstens een week).
Reflecteer: hoe ging het? Gebruik de START methode (max. 1 A-4tje).
Lever het plan van aanpak en je reflectie in bij de docent (deadline: maandag 8 april 17:00u).
Maak een presentatie van de eindopdracht.
In week 15 presenteer je je eindopdracht (minimaal 5 min., maximaal 10 min.). Hierin komt in ieder geval hetvolgende naar voren:
Inhoud van de presentatie.
Kort wat over je stageplek.
Hoe je hebt geobserveerd en wat hieruit kwam.
Hoe je één op één contact hebt gehad met het kindje en wat je bevindingen hieruit waren.
Optioneel: welk(e) domein(en) het kindje moeite mee heeft en waaruit je dit hebt geconcludeerd.
Wat je plan van aanpak is en hoe je dit hebt opgezet.
Vertel hoe het uitvoeren van het plan van aanpak is gegaan.
Geef aan wat je een volgende keer eventueel anders zou doen.
Tijd voor vragen.
Uitleg over het format voor het plan van aanpak krijgen jullie in de les. Hieronder kunnen jullie het plan van aanpak downloaden: