antwoorden oefeningen lesboek

Opdracht 17

1     Een moreel argument heeft te maken met een persoonlijke overtuiging, een ideaal, een religie of een levensbeschouwing, terwijl een emotioneel argument altijd is gebaseerd op een gevoel of intuïtie.

2     a     Standpunt: Je moet zeker geen 130 km per uur rijden.

             Argumenten: Met 120 km ben je er net zo snel./Je verbruikt minder benzine.

      b     Feitelijke argumenten, want je kunt ze allebei controleren.

3     a     Standpunt: De Boekenweek is goed voor de boekhandels.

             Argument: Tijdens die week verkopen ze meer boeken dan in andere weken.

      b     Objectief. Je kunt de informatie controleren.

 

4     Van een moreel argument. Het argument is ontleend aan de persoonlijke overtuiging dat je geen schulden moet hebben.

5     a     Argument: Meer gedupeerden moeten na een medische misser sneller een schadeclaim kunnen afhandelen.

             Soort argument: nut of gewenste gevolgen.

      b     Argument: De melkgebitten van kinderen zijn slecht onderhouden.

             Soort argument: feitelijk argument.

      c     Argument: Mijn huisarts dat heeft gezegd.

             Soort argument: gezagsargument.

      d     Argument: Ook werknemers in ontwikkelingslanden hebben recht op een redelijk uurloon.

             Soort argument: moreel argument.

      e     Argument: Zo heb ik Italiaans geleerd.

             Soort argument: empirisch (ervarings)argument.

6     a-e  Je eigen werk.