schrijfopdracht een uiteenzetting. Uitleg en stappenplan hieronder. In je boek staat ook theorie die je kunt gebruiken (zie onderaan de pagina).
Opdracht 10 vwo een onderzoek naar taal
Lezen en schrijven
De volgende opdracht gaat over taal en taalbeschouwing. Je gaat alleen een onderzoek doen. Dit onderzoek resulteert in een:
Een onderzoek naar je onderwerp en een uiteenzetting van minimaal 700 woorden.
Stap 1: kies een onderzoeksonderwerp. Denk aan bijv.: uit het boek H5 taalbeschouwing:
Het ontstaan van Nederlands
Taalverandering (bijvoorbeeld jongerentaal of dialecten)
Etymologie (waar komen woorden vandaan?)
invloed andere talen (leenwoorden)
of kijk op de website van taalcanon.nl
hoe leren kinderen taal?
Hebben Chinese kinderen ook dyslexie?
Of denk aan vragen als:
Waarom is het zo moeilijk voor computers om taal te begrijpen?
Hoe ontstaat taal in je hoofd?
Voor dit onderzoek gebruik je minimaal één achtergrondartikel en ga je één praktisch onderzoek doen (bijv. een interview, of een enquête houden)
onderzoeksonderwerp |
Voorbeelden praktisch onderzoek |
|
Vergelijk enkele woorden oud-Nederlands met modern Nederlands |
|
Maak een vragenlijst voor een aantal jongeren |
|
Onderzoek een aantal woorden en hun achtergronden. |
|
Maak een vergelijking tussen een aantal woorden in meerdere talen |
|
Maak een proefje die je bij twee of meerdere kleine kinderen uitvoert. |
|
|
|
Test een aantal zinnen bij een spraakherkenningssyteem of interview iemand die werkt met computers |
|
Ontwerp een proefje, die je bij een paar mensen uitvoert. |
stappenplan
Stap 1 Kies een onderwerp dat je nieuwsgierig maakt en waar je door geïnspireerd raakt.
Achtergrondartikel:
Stap 1: Zoek/lees een goed artikel bij je onderwerp (bijvoorbeeld uit je boek of op taalcanon.nl)
Stap 2 Lees het artikel grondig en maak aantekeningen. Let met name op stellingen die jij zelf zou kunnen testen en elementen die je nieuwsgierigheid verder prikkelen. Je gebruikt informatie uit dit artikel in jouw uiteenzetting.
Onderzoek:
Stap 1: Bedenk wat jij wel eens zelf zou willen testen en bedenk hoe je dat het beste kan doen. Je kan je eigen taalgebruik bijhouden en bespreken met een taaldagboek of opnames; je kan zelf een experiment opzetten met proefpersonen; je kan taalgebruik in bepaalde media of in bepaalde situaties bekijken; je kan een interview afnemen met ervaringsdeskundigen; je kan een enquête opstellen en laten invullen door proefpersonen; je kan filmpjes van het fenomeen zoeken en bespreken; etc. Wat is je vraagstelling en wat is je hypothese?
Stap 2: Lever je onderzoeksplan en een schrijfplan voor je uiteenzetting in bij je docent. Die zal je opbouwende kritiek geven waarmee je verder kan. Pas je onderzoeksplan eventueel aan en ga aan de slag.
Stap 3: Voer je onderzoek uit en verzamel je resultaten op een overzichtelijke manier. Resultaten van enquêtes en proefjes zet je in een document dat je later bij je uiteenzetting als bijlage gebruikt.
Stap 4: Analyseer je resultaten. Wat kan je concluderen? Is je vraag hiermee beantwoord of niet? Heb je een eenduidig antwoord of niet? Was er iets aan je onderzoek wat misschien beter had gekund? Wat voegt jouw onderzoekje toe aan het artikel dat je gelezen hebt?
De uiteenzetting:
stap 1: Onderzoek wat de eisen zijn aan een uiteenzetting. Kijk in je boek op blz.
stap 2: als het goed is, heb je al een plan ingeleverd bij de leerkracht. Als je plan akkoord is, ga je de uiteenzetting zelf schrijven. Let op de volgende zaken:
opbouw:
inleiding (helder, pakkend, informatie en uitdagend)
duidelijke alinea’s met verschillende deelonderwerpen.
slot (samenvattend/concluderend)
inhoud:
een goede ordening. bijvoorbeeld:
introductie/uitleg onderwerp
uitleg onderzoek
achtergrondinformatie (artikel dat je gelezen hebt) Verwijs duidelijk in je verhaal naar het artikel door bijvoorbeeld de schrijver of de bron te benoemen. (bijvoorbeeld: In de Trouw (4 juni 2018) staat dat jongerentaal …..etc.)
resultaten onderzoek
conclusie/slot
opmaak:
heldere, pakkende titel en goede kopjes
links uitgelijnd, lettergrootte 11 of 12. Zinnen laten doorlopen in een alinea (en niet steeds op een nieuwe regel beginnen.
Bestudeer ook de bijbehorende theorie uit je lesboek:
[1] blz. 162 over tekstdoelen en tekstsoorten; uitleg geven.
[48] blz. 219 voorbereiding en schrijfplan
[134 - 135] blz. 292-293; het doen van een onderzoek.