H4 Woordenschat antwoorden

Opdracht 1

1     trendy: eigentijds, modieus

2     clou: dat waar het om draait, de kern

3     promoveren: de graad van doctor verwerven

4     fenomeen: verschijnsel

5     cryptische: moeilijk te begrijpen, duister

6     referentie: verwijzing (in deze context)

7     intrigerend: boeiend, fascinerend

8     dissertatie: wetenschappelijk werk om de graad van doctor te verkrijgen (proefschrift)

9     evidente: heel duidelijke

10    hachelijke: gevaarlijk, riskant

11    brands: merken (reclameterm)

12    gemanipuleerde: door kunstgrepen behandeld, beïnvloed

13    registreren: optekenen, vastleggen

14    strategie: aanpak

15    pointe: dat waar het om draait, de kern

16    geapprecieerd: gewaardeerd

17    mysterieus: geheimzinnig

18    slogan: slagzin, reclameleus

19    onomstotelijk: onbetwistbaar, onweerlegbaar

20    relativeren: afzwakken

21    confronteerden (met): in aanraking brengen met

22    kompaan: collega, kameraad

23    interpretatie: uitleg, betekenisverklaring

24    adequate: juist, passend

25    condities: voorwaarden

 

Opdracht 2

1     bagatelliseren: als iets onbeduidends voorstellen

2     prefereren: de voorkeur geven aan

3     afleiden (uit): uit een aantal gegevens een conclusie trekken

4     beredeneren: verstandelijk verklaren, uitleggen

5     afwegen: overwegen welk alternatief het beste is

6     afzetten (tegen): vergelijken met

7     constateren: vaststellen

8     suggereren: op subtiele wijze een voorstel doen

9     corresponderen (met): overeenstemmen met

10    resulteren (in): als uitkomst hebben

11    baseren (op): steunen op, uitgaan van

12    nuanceren: een bewering iets afzwakken

13    verbloemen: verbergen achter een schone schijn, maskeren

14    activeren: aansporen tot handelen

15    betogen: trachten aan te tonen, aannemelijk maken (met argumenten)

16    (zich) conformeren (aan): zich voegen naar

17    rectificeren: rechtzetten, verbeteren

18    interrumperen: onderbreken

19    delibereren: beraadslagen, gezamenlijk overleggen

20    preciseren: nauwkeurig omschrijven, nader aanduiden