Inleiding

Het menselijk lichaam bestaat uit miljarden cellen. De meesten zitten vast op hun plek maar, er zijn een paar soorten cellen die door het hele lichaam kunnen bewegen. Een voorbeeld hiervan zijn bloedcellen. Rode bloedcellen bevatten antigenen (bloedfactoren) die bepalen welke bloedgroep je hebt. Ieder mens heeft bloed van een bepaalde bloedgroep; de vier belangrijkste bloedgroepen zijn A, B, AB en 0. De bloedgroepen zijn erfelijk bepaald door een gen die in je DNA zit.

Na het maken van de opdrachten kun je:

  1. De vier verschillende bloedgroepen benoemen: A, B, AB en O.
  2. Omschrijven dat het gevaarlijk kan zijn als er bij een bloedtransfusie het verkeerde bloed wordt gebruikt.
  3. Aangeven wat de bestanddelen zijn van bloed
  4. Beschrijven waarom de rhesus factor een belangrijke rol speelt bij zwangerschap.

(Akkerman, 2013)