Maak met de woorden en dieren ten minste 4 zinnen.
Schrijf ze in jouw schrift.
Voorbeeld: Eine Katze kann nicht bellen.
De woorden zijn: fliegen - schnell laufen - bellen - sprechen - schwimmen
Beantwoord de vragen in het Duits in jouw schrift. Maak hele zinnen.
Gebruik in elke zin één van de bijzondere werkwoorden.
Gebruik de woordenlijsten.
Weißt du, wie spät es ist? Bespreek daarna de antwoorden met de klas.