Op de meeste scholen is het zo dat je eerst de tegenwoordige tijd leert en daarna de verleden tijd, vandaar dat ik ga terugblikken op de tegenwoordige tijd van de zwakke werkwoorden en van de werkwoorden haben en sein.
Belangrijk om te weten is dat bij de zwakke werkwoorden, net zoals in het Nederlands de stam niet veranderd. Voor de vervoeging van de zwakke werkwoorden tegenwoordige tijd in het Duits is er een handig trucje namelijk feesttenten. Maar hoe werkt dit trucje?
Als eerst haal je de fe van het woord af, je houdt dan esttenten over. Voor het gemak gebruiken we het werkwoord machen, dat maken betekent. Je vervoegt dit werkwoord als volgt:
ich mache
du machst
er/sie/es macht
wir machen
ihr macht
Sie/sie machen
Wat je dus doet, is elke keer een stukje eraf halen. Nog een trucje wat je kan gebruiken, samen met de feesttenten, is dat de letters als volgt gaan: eerst een, dan twee, dan weer een, dan twee. En handig is ook dat je weet hoe je de voornaamwoorden vertaald en wat ze betekenen: om welke personen gaat het?
Nu we de zwakke vervoeging tegenwoordige tijd hebben behandeld, is het nu tijd om te kijken naar de werkwoorden haben en sein. Als je deze werkwoorden ziet, kan je al een beetje herleiden hoe ze in het Nederlands heten, namelijk hebben en zijn. In het Nederlands zijn ze onregelmatig, in het Engels zijn ze onregelmatig, in het Frans en je kan het al raden: in het Duits zijn ze ook onregelmatig, nou alleen sein dan. Dit zijn twee belangrijke werkwoorden, die je gebruikt om bijvoorbeeld jezelf voor te stellen, daarom is het heel belangrijk dat je deze werkwoorden uit je hoofd leert, omdat ze niet met de feesttenten vervoegd kunnen worden. Ik zal laten zien hoe je ze vervoegt:
haben sein
ich habe ich bin
du hast du bist
er/sie/es hat er/sie/es ist
wir haben wir sind
ihr habt ihr seid
Sie/sie haben Sie/sie sind