Bij een eindaanhaling staan de woorden die letterlijk worden/werden gezegd achteraan in je zin. Die woorden staan tussen aanhalingstekens.
Hieronder lees je drie voorbeelden:
- Anouck zei tegen oma: 'Ik hoop dat je snel beter wordt.'
- Mama vroeg aan Robrecht: 'Heb je je geamuseerd op het feest?'
- De WB-supporter juichte: 'Joepie, alweer gewonnen!'
Als je deze zinnen goed naleest en extra aandacht aan de leestekens geeft, merk je het volgende op:
- Het eerste woord van de aanhaling krijgt een hoofdletter.
- Voor de eindaanhaling plaats je een dubbele punt.
- Het eindleesteken staat binnen de aanhaling.