
Je gaat aan de slag met het eindproduct. Je maakt dus een toets die bestaat uit minstens vijf vragen:
• een vraag over het berekenen van het gemiddelde;
• een vraag over het berekenen van het gewogen gemiddelde;
• een vraag over de modus en mediaan van een rij getallen;
• een vraag over een boxplot;
• een vraag over een steelbladdiagram.
Je maakt bij de toets ook een correctiemodel. In het correctiemodel komen de goede antwoorden. Ook geef je in het correctiemodel aan hoeveel punten je per goed antwoord kunt krijgen. Je geeft ook aan hoe je het cijfer voor de toets kunt uitrekenen.
Een manier om een cijfer te bepalen dat op zijn laagst een 1 oplevert is de volgende formule:
(aantal behaalde punten : totaal te halen punten) × 9 + 1 = cijfer
Dat lijkt ingewikkeld, maar probeer het maar eens uit.
Stel dat je in totaal 20 punten kunt halen. Je haalt er 10. Wat is dan je cijfer?
(10 : 20) × 9 + 1 = 5,5
Controleer maar eens dat je zo bij nul punten toch een 1 krijgt…
Is de toets klaar?
Laat de toets dan maken door een klasgenoot. Vraag om commentaar. Natuurlijk maak jij ook de toets van die klasgenoot. Geef op een goede manier commentaar.