Verdiepend

Goed gedaan! Je hebt vijftien of meer punten behaald op de oefentoets!

Hier kun je wat verdiepende informatie vinden over het bloedvaten stelsel. Per hoofdstuk zal er een kleine toevoeging zijn aan de stof.

Hoofdstuk 1: Het hart:

Wist je dat er in het hart vier kleppen zitten die voorkomen dat het bloed terugstroomt naar de kamer of boezem waar het vandaan kwam? Hier zijn de namen ervan:

Van de rechter boezem naar rechter kamer: drieslippige klep;

Van rechter kamer naar longslagader: pulmonaalklep;

Van linker boezem naar linker kamer: tweeslippige klep;

Van linker kamer naar aorta: aortaklep.

 

Hoofdstuk 2: Grote en kleine bloedsomloop:

In principe vervoeren de slagaderen altijd zuurstofrijk en voedingsstofrijk bloed naar organen en vervoeren aderen zuurstofarm en voedingsstofarm bloed terug naar het hart. Echter zijn hier een aantal uitzonderingen voor.

Één voorbeeld hiervan zijn de longslagader en longader. De longslagader vervoerd in dit geval wel voedingsstofrijk bloed, maar geen zuurstofrijk bloed, gezien deze slagader bloed vervoerd naar de longen waar het zuurstof opgenomen wordt. De longader vervoerd daarintegen juist wél zuurstofrijk bloed, gezien het bloed net van de longen komen waarin zuurstof in het bloed is opgenomen.

De tweede uitzondering is de poortader die van de darmen naar de lever gaat. In het bloed van de poortader zit een hoog gehalte voedingsstoffen die net door de darm afgegeven is aan deze ader.

Hoofdstuk 3: Verschillende soorten bloedvaten:

Aderen hebben kleppen. Dit betreft alleen de normale aderen en dus niet de slagaderen en haarvaten. Als je bloed vanuit je onderbeen naar je bovenbeen en zo terug naar het hart wilt stromen, zorgen de kleppen ervoor dat het bloed niet terug naar beneden stroomt. De kleppen kunnen namelijk maar naar één kant toe openen, waardoor als er tegendruk is de kleppen sluiten waardoor het bloed niet terug kan.

 

Hoofdstuk 4: Verschillende bloedcellen:

Er zijn drie verschillende soorten witte bloedcellen.

Granulocyten: Zijn specialisten in het 'opeten' van bacteriën.

Monocyten: Zijn specialisten in dode bacteriën en aangestaste lichaamscellen opruimen.

Lymfocyten: Zorgen voor immuniteit van het lichaam.