De naam zegt het al: een periodiek verband bevat een periode. Dit is de tijd die verstrijkt voordat er een herhaling in de grafiek plaatsvindt.
Hieronder zie je een grafiek die hoort bij het reuzenrad van Rotterdam. De grafiek laat zien op welke hoogte het reuzenradkarretje na zoveel seconden is.
De periode in deze grafiek is 40 seconden, want na 40 seconden heeft een karretje een vol rondje gemaakt en bevindt zich weer op hoogte 0. Er zijn in de grafiek dus 3 perioden getekend.
Een periodieke grafiek heeft ook een maximum en een minimum. Hiermee worden het hoogste en het laagste punt op de y-as in de grafiek bedoeld. Bij deze grafiek is het maximum 30 meter en het minimum is 0 meter.
____________________________________________________________________________________________________________________________________________________________
Een periodiek verband heeft ook altijd een evenwichtsstand, een amplitude en een frequentie.
De evenwichtsstand ligt altijd precies tussen het hoogste en het laagste punt in.
De amplitude is de afstand tussen het hoogste óf laagste punt en de evenwichtsstand.
De frequentie laat zien hoe vaak een periode zich binnen een bepaalde tijd herhaalt.
In het geval van de schommel zie je dus dat een periode 4 seconden is. Als de frequentie per minuut wordt gevraagd, bedenk je als eerst hoeveel seconden er in één minuut zitten, namelijk 60. Je weet dat een periode 4 seconden duurt, dus in een minuut passen 60 : 4 = 15 periodes. De frequentie is dan 15 per minuut.
Wordt de frequentie per uur gevraagd, dan bedenk je dus hoeveel seconden er in éen uur zitten. Dat zijn er 3600. De frequentie per uur is dus 3600 : 4 = 900.