Waarnemen (inventariseert ondersteuningsvragen van de cliënt.)

Wat is waarnemen?

 

Stel, je zit op een terras midden in het centrum lekker mensen te bekijken die voorbij komen. Je luistert half naar de gesprekken en zwaait af en toe naar iemand die je kent. Het valt je op dat veel mensen vrolijk kijken en dat veel vrouwen bloemetjesjurken dragen. Je ziet een paar kinderen achter een hond aanrennen en je hoort op de achtergrond muziek die je niet meteen kunt plaatsen. Je neemt waar.

 

Waarnemen doe je altijd, in elke situatie: tijdens je werk, in je vrije tijd en zelfs als je slaapt. Je zou doodmoe worden als je alle prikkels die binnenkomen bewust zou waarnemen. Je hersenen schiften al een hoop binnenkomende prikkels ‘aan de voordeur’, zodat je niet overladen wordt. Meestal ben je je niet eens zo bewust van wat je waarneemt en reageer je intuïtief, vanuit je gevoel. Je handelt dan op basis van een subjectieve waarneming. Dat is nuttig, want zo kun je razendsnel op het juiste moment reageren. Je gevoel klopt vaak, maar niet altijd. Als je met mensen werkt, is het belangrijk om bewust stil te staan bij wat je waarneemt. Dat levert je veel informatie op, die je kunt gebruiken in de manier waarop je cliënten begeleidt. Hoe je handelt, hangt namelijk af van de manier waarop je dingen hebt waargenomen. Of eigenlijk: van de manier waarop je betekenis hebt gegeven aan wat je hebt waargenomen, dus hoe je je waarneming interpreteert. Eerdere ervaringen, culturele achtergrond en omgeving bepalen hoe iemand de werkelijkheid ziet. Dat verschilt dus van persoon tot persoon.

 

De functie van waarnemen

 

In je werk is het belangrijk je bewust te zijn van wat je waarneemt. Als je goed kijkt naar hoe een cliënt of een groep met een situatie omgaat, krijg je informatie die je nodig hebt om professioneel te handelen:

  • om in je handelen goed aan te kunnen sluiten bij de situatie of de persoon;
  • om een situatie of een persoon beter te begrijpen;
  • om een goed beeld te krijgen van een situatie of een persoon op basis van feiten;
  • om een vraag te beantwoorden.

Signaleren is eigenlijk een gevolg van een goede waarneming. Wanneer je goed waarneemt (met gebruik van alle zintuigen), vallen ook de bijzonderheden op; die signaleer je en je schat in of je moet handelen.

Bijvoorbeeld: een peuter dreigt op de kast te klimmen. Iemand gedraagt zich anders dan dat je van hem gewend bent. Iemand heeft altijd dezelfde armoedige kleren aan. Een cliënt die normaliter vrolijk is, lijkt de afgelopen dagen wat somber en stilletjes.

Je bent alleen in staat om veranderingen te signaleren als je ook zicht hebt op de ‘normale’ gang van zaken. Soms laten cliënten heel kleine dingen zien, soms verandert er iets in de sfeer in een groep. Een goede waarneming maakt dat je zulke signalen eerder oppikt en over kunt gaan tot handelen als dat nodig is. Soms gaan er alarmbellen rinkelen, soms heb je wat meer tijd om te checken of je waarneming klopt. Bij professioneel handelen hoort dat je je waarneming checkt. Dit kan door je collega’s te vragen hoe zij de situatie hebben waargenomen en diezelfde vraag aan jezelf te stellen. Om de vragen te kunnen beantwoorden ga je gerichter kijken. Als je dat doelgericht, systematisch en planmatig doet, spreken we van observeren. Aan de hand van vragen kijk je naar waarneembaar gedrag en leg je vast wat je ziet. We komen later uitgebreid terug op het observeren.

 

Signaleren : opmerken, constateren. Opvangen van tekens dat er iets niet klopt.

Vormen van waarneming

Lees voor

We nemen waar met al onze zintuigen. Onze zintuigen reageren op prikkels die op ons afkomen. Er zijn vijf verschillende vormen van waarnemen, die zijn gekoppeld aan onze vijf zintuigen:

  • Zien: ogen
  • Horen: oren
  • Ruiken: neus
  • Voelen: huid en het lichaam
  • Proeven: tong

Niet iedereen neemt hetzelfde waar. Dat heeft soms te maken met fysieke beperkingen. Oudere mensen zien en horen meestal wat minder goed dan jongeren. Blinden nemen niet waar met hun ogen, daardoor zijn de zintuigen horen en ruiken bij hen sterker ontwikkeld. Maar het verschilt ook per individu. Je merkt soms dat je collega hele andere dingen waarneemt dan jijzelf. Dat heeft te maken met veel verschillende factoren, waaronder in ieder geval de manier waarop iemands zintuigen zijn ontwikkeld

Van prikkel naar waarneming

 

Voorbeelden

Martine is een ervaren groepsleidster. Maik zit al ruim een jaar in haar groep. Zij kent Maik als een jongen met een kort lontje die regelmatig bij vechtpartijen is betrokken. In haar ooghoek ziet zij Maik een beweging maken naar Danny. Martine grijpt meteen in en roept: ‘Maik, stop, wat hadden we afgesproken?’ Maik reageert verbaasd en verontwaardigd. ‘Wat nou, ik doe helemaal niks. Ik hoef me toch niet te laten slaan?!’ Er volgt een felle woordenwisseling die ermee eindigt dat Maik naar zijn kamer wordt gestuurd om af te koelen.

Wouter is stagiair. Het is zijn eerste dag in deze groep. Op het moment dat deze situatie zich afspeelde, durfde hij niets te zeggen. Maar later komt hij erop terug. ‘Martine, ik begreep jouw reactie op Maik niet. Maik had gelijk, hij werd getreiterd door Danny. Hij reageerde er niet op en dat maakte Danny kwaad. Hij kwam dreigend op Maik af met de woorden: “Zal ik jou eens lekker meppen?”’

 

Hoe kan het dat Wouter en Martine dezelfde situatie volkomen anders hebben gezien? Dat komt doordat waarnemen een proces is. Verschillende factoren beïnvloeden de uitkomst van dat proces. Schematisch ziet het proces er als volgt uit.

 

Prikkel → gewaarwording → verwerking → waarneming

Bij de gewaarwording komen brokjes informatie binnen via verschillende zintuigen. Terwijl Martine met iemand aan het praten is, hoort zij een gerucht dat haar aandacht trekt. Haar ogen vangen beweging en een beeld op. Via de zintuigen worden die prikkels naar de hersenen gestuurd.

In de hersenen wordt de informatie verwerkt. Het brein maakt van de brokjes informatie een compleet beeld en geeft er betekenis aan. Martine interpreteert het geluid als dreigende ruzie. De ogen leveren informatie over wat er aan de hand is en wie erbij is betrokken. Martine heeft genoeg aan een heel korte blik om aan het beeld betekenis te geven. Zij herkent de persoon meteen als Maik. Zij weet dat Maik vaak betrokken is bij vechtpartijtjes en interpreteert de beweging als een aanval. Gisteren heeft zij nog afspraken gemaakt met Maik. Zo komt zij tot de handeling waarmee zij wil voorkomen dat Maik weer de fout ingaat.

Wouter heeft de hele affaire tussen Maik en Danny gevolgd. Zijn zintuigen hebben veel meer informatie opgevangen. Het beeld dat zijn hersenen vormen is daarom gebaseerd op meer feitelijke informatie. Zijn gewaarwording is completer. Bovendien heeft hij geen voorinformatie over Danny en Maik. Die kan dus ook geen rol spelen bij de verwerking van de gewaarwording. Daardoor komt de betekenis die Wouter geeft aan het incident dichter bij de werkelijkheid.

Gewaarwording

 

Je ziet dat er in het proces van prikkel naar waarneming van alles mis kan gaan. Het begint bij de gewaarwording. Je kunt alleen iets gewaarworden als je zintuigen goed werken. Als je doof of blind bent, mis je een groot deel van de prikkels. Maar ook als je zintuigen goed werken, dringt niet alles tot je door. Elk moment van de dag komen er heel veel prikkels op je af. Als je al die prikkels zou opmerken, werd je helemaal gek. Je zou niet meer geconcentreerd met iets bezig kunnen zijn. Als je midden in een spannende film zit, hoor en zie je niet wat er om je heen gebeurt. Je zintuigen nemen alleen de informatie uit de film op. Dat iemand vraagt of je wat wilt drinken, dringt niet tot je door. Pas als iemand heel nadrukkelijk en duidelijk je naam roept met de toevoeging ‘Ik vraag je wat!’, kijk je op. Je wordt alleen de prikkels gewaar die door de selectie komen.

Wat je selecteert, hangt af van:

  • wat je zintuigen kunnen waarnemen;
  • je psychische toestand;
  • je ervaring;
  • de aard van de prikkel (je hebt opvallende (sterke) en minder opvallende prikkels).

Om een prikkel te kunnen waarnemen, moeten je zintuigen goed werken. Mensen die een bepaald zintuig missen hebben vaak andere zintuigen extra ontwikkeld. Zo kunnen ze de gemiste waarneming compenseren. Dit is ook een overlevingsstrategie in situaties van nood. Er zijn situaties te bedenken waarin je, ook met normaliter goed functionerende zintuigen, minder goed waarneemt. Aan het eind van een lange, pittige werkdag slaat de vermoeidheid toe. Dit heeft invloed op je waarneming en op het goed verrichten van handelingen. Je neemt minder scherp waar, bent trager etc. Ook je ervaring speelt een belangrijke rol bij het waarnemen. Geluiden waaraan je gewend bent, hoor je niet meer. Als je langs de spoorlijn woont, hoor je de treinen niet meer langskomen. Op de vraag van een bezoeker: ‘Gaat dat nou de hele dag zo door?’, reageer je verbaasd: ‘Hoezo, wat bedoel je?’ Zo is het ook op je werk. Je hoort alleen de geluiden die afwijken van het normale patroon. En daarbij merk je een sterke prikkel eerder op. Sterke prikkels zijn harde geluiden, felle kleuren en doordringende geuren. Kijk maar naar de cirkels op het plaatje. Welke valt je het eerste op?

Sterke prikkels neem je eerder waar

 

Bekijk deze video. Colour changing card trick
Wat neem je waar?

Verwerking

 

Het verwerken van prikkels in een ingewikkeld proces, want tijdens die verwerking geven we betekenis aan wat we waarnemen. Een interpretatie van de werkelijkheid. We kleuren het plaatje in met beelden, informatie en ervaringen die we hebben opgeslagen. Je kunt je afvragen of het eigenlijk wel mogelijk is om objectief, zonder eigen invulling te kijken naar een situatie.

 

Waarnemingsprincipes

 

Als we waarnemen, hebben we de behoefte om structuur aan te brengen in wat we zien. We willen een ordening aanbrengen om zo een goed beeld te vormen. Er zijn daarbij vier principes te onderscheiden:

  1. gelijkheid;
  2. nabijheid;
  3. geslotenheid;
  4. logische voortzetting.
 

Principe van gelijkheid

Het principe van gelijkheid heeft betrekking op de neiging van mensen om een groep te maken van prikkels die op elkaar lijken. In de figuur met zwarte en witte stippen zie je horizontale lijnen. Het lukt je bijna niet om er verticale lijnen in te zien. Volgens ditzelfde principe deel je mensen in op basis van hun sekse en afkomst. Hoe sterker mensen van uiterlijk verschillen, hoe groter die neiging zal zijn. De jongens en de meisjes, de mannen en de vrouwen. Maar als de groep bestaat uit blanke Nederlanders en donker gekleurde Nederlanders van Afrikaanse afkomst, is de kans

Principe van nabijheid

Prikkels die dicht bij elkaar liggen, zie je als eenheid. Dat is het principe van nabijheid. Je ziet op de tekening drie paar lijnen en links een losse streep. Maar je zou ook drie brede banen kunnen zien en rechts een losse streep. Een toevallige voorbijganger die op het verkeerde moment vlak langs een groepje relschoppers loopt, heeft een goede kans om samen met die groep opgepakt te worden. De figuur die bij het groepje hoorde en op dat moment er net even wat verder van is verwijderd, gaat vrijuit.

 

Principe van geslotenheid

Het principe van geslotenheid houdt in dat we de neiging hebben om losse brokken informatie samen te voegen tot een gesloten geheel. Ondanks de stippellijnen zie je een cirkel en een rechthoek. Zo kan het zijn dat je vol overtuiging beweert dat je zag dat Pieter een dropje uit de snoeppot pakte. In werkelijkheid zag je Pieter richting snoeppot lopen, werd je aandacht even afgeleid toen hij erlangs liep, en vervolgens zag je Pieter een dropje in zijn mond steken.

 

Principe van logische voortzetting

De neiging om prikkels zo waar te nemen dat ze vloeiend in elkaar overlopen, is het principe van logische voortzetting. Op de vraag hoe de lijnen lopen, zul je zeggen van A naar B en van C naar D. Maar ze kunnen natuurlijk evengoed van A naar D lopen en van C naar B. Hetzelfde principe speelt ook bij gebeurtenissen. Als twee gebeurtenissen vlak na elkaar plaatsvinden, denk je dat de laatste gebeurtenis het gevolg is van de eerste.

 

Valkuilen van waarnemen

 

Je verwachtingen beïnvloeden je waarnemingen. Je handelt altijd op basis van de verwachtingen die je hebt over een situatie. De omgeving waarin iets gebeurt, wie er bij betrokken zijn, het tijdstip dat iets plaatsvindt … Het speelt allemaal een rol in hoe je waarneming wordt ingekleurd. Vanuit jouw ervaring en kennis heb je bepaalde verwachtingen over een waargenomen situatie. Henk schreeuwt vaak als hij agressief is. Je hoort hem schreeuwen en je denkt meteen aan agressie. Het blijkt nu dat Henk schreeuwde van vreugde. De verwachtingen die je hebt over een situatie kunnen een valkuil zijn bij het waarnemen.

Soms ken je cliënten al een tijdje. Dan heb je een plaatje van hen op basis waarvan je verwachtingen hebt over hun doen en laten. Als er dan iets gebeurt, wordt hetgeen je ‘ziet’ gekleurd door het beeld dat je van die persoon hebt. Het is geen objectieve waarneming. Verwachtingen zorgen ervoor dat je eenzelfde waarneming bij de ene persoon anders interpreteert dan bij de andere persoon. Bijvoorbeeld: in een rapportage van beroepskracht MZ staat dat mevrouw A stil en teruggetrokken is. Hetzelfde gedrag van mevrouw B omschrijft ze als rustig. En over mevrouw C, die ook hetzelfde gedrag vertoont, schrijft ze niets op. Het verschil in betekenis dat deze beroepskracht geeft aan hetzelfde gedrag bij verschillende cliënten vloeit voort uit haar voorkennis en verwachtingen. Mevrouw A doet normaal gesproken actief en betrokken mee, mevrouw B is altijd erg druk en vraagt veel aandacht en mevrouw C is altijd rustig en stil.

Professioneel waarnemen

 

We hebben al eerder genoemd dat het van belang is zicht te hebben op je eigen achtergrond. Jouw eigen normen en waarden, ervaringen en kennis kleuren tenslotte je waarnemingen. Jij bent zelf het belangrijkste gereedschap in het contact met de cliënt en dat gereedschap moet af en toe nagekeken worden op ‘roestige, vastzittende denkbeelden’. Het is belangrijk om zoveel mogelijk waardevrij en zonder oordeel te kunnen kijken naar de mensen met wie je werkt. Dat is niet gemakkelijk, want we hebben al snel de neiging ergens ‘iets van te vinden’. En we handelen ook snel vanuit dat oordeel en die mening. Daarom is het ook zo verfrissend als er een nieuwe collega of stagiaire op de afdeling komt werken. Die kan veel objectiever kijken, zonder te worden gehinderd door een beeld over een bepaalde cliënt. Ga bij jezelf maar eens na op welke vooroordelen je jezelf kunt betrappen en wat dat betekent voor de manier waarop je in het werk staat.

We spreken van professioneel waarnemen wanneer je je er bewust van bent dat er een kans is dat je een situatie niet juist hebt waargenomen en ervoor openstaat je eigen waarneming kritisch te bekijken. Je eigen ziens- en denkwijzen onder de loep nemen, met je collega’s bespreken, schriftelijke rapportages bekijken: het helpt je om professioneel te blijven waarnemen.

De volgende aandachtspunten helpen je bij professioneel waarnemen.

  • Maak er een gewoonte van om bewust naar elke deelnemer van de groep te kijken als hij binnenkomt. Leg contact en let op de lichaamstaal.
  • Kijk regelmatig rond. Hoe is iedereen bezig? Geef zo mogelijk ook aandacht aan personen die zich buiten de groepsruimte bevinden.
  • Kies elke dag een thema waar je speciaal op gaat letten.
  • Let vooral ook op de positieve dingen; negatieve dingen vallen veel eerder op.
  • Maak korte notities van wat je ziet.
  • Neem elke dag één of twee personen waar je speciaal naar kijkt en werk zo systematisch de lijst af. Zo krijgt ieder groepslid je aandacht, ook als er geen bijzonderheden zijn.
  • Bedenk vooraf waar je vooral op wilt letten, stel jezelf vragen.
  • Kijk bewust naar de groepsleden in verschillende omstandigheden. Tijdens het eten of corvee zie je misschien een hele ander persoon dan tijdens recreatieve bezigheden of tijdens sportactiviteiten.