Waarnemen met een doel
Observeren is informatie verzamelen door te kijken, te ruiken, te voelen, te horen en te proeven. Observeren is dus het verzamelen van feitelijke informatie. Informatie die je door het gebruik van je zintuigen hebt verkregen. Observeren is doelgerichter dan zomaar kijken. Als je gewoon ergens naar kijkt dan let je vaak niet specifiek op iets speciaals.
In de vorige theorie zag je jezelf al midden in het centrum lekker op het terras zitten, kijkend naar de mensen die voorbij komen. Het viel je op dat veel mensen vrolijk keken en dat veel vrouwen bloemetjesjurken dragen. Stel dat je voor je opleiding een oefening zou moeten doen in observeren, dan zou je daar niet ‘zomaar’ zitten. Nee, je zou vooraf bedacht hebben wat je zou willen weten, wat je observatievraag zou zijn. Het zou kunnen dat je zou willen weten hoeveel vrouwen met een bloemetjesjurk in een bepaalde tijd op het terras zijn gaan zitten. Je zou hebben bedacht wat voor jou het beste plekje is om goed te kunnen observeren wie er allemaal komt en gaat. Je zou hebben bedacht hoeveel tijd je zou uittrekken om je observatie te doen, en hoe vaak je de observatie zou uitvoeren. Misschien zou je ook hebben bedacht dat je dezelfde observatie op een ander terras, aan de overkant van het plein, zou willen uitvoeren en dat je een blocnote en een pen mee zou moeten nemen, om te turven.
Observeren is een doelgerichte en systematische waarneming van gedragingen en uitingen van één of meer personen of van een gebeurtenis met de bedoeling de waarnemingen te beschrijven en samen te vatten.
Observeren is het beschrijven van wat je feitelijk waarneemt.
Het gebruik van je zintuigen
Bij observeren gaat het om feiten zo objectief mogelijk weergeven. Kijk uit voor subjectieve aanduidingen zoals ‘mevrouw is moe’ wanneer je iemand met haar ogen dicht ziet zitten. Feiten gaan over waarneembaar gedrag, duur, frequentie enzovoort. Bij het observeren gebruik je verschillende zintuigen, afhankelijk van wat je wilt observeren.
Kijken
Observeren doe je vooral door te kijken. Non-verbaal gedrag is een belangrijk onderdeel van het totale gedrag. Je registreert non-verbaal gedrag door naar de lichaamstaal te kijken: je bekijkt wat voor handelingen iemand uitvoert: kletsen, wiebelen op een stoel, om zich heen kijken, wegkijken, friemelen, tikken enzovoort.
Luisteren
Je luistert naar wat iemand zegt en hoe hij dat zegt. Praat iemand hard, zacht, agressief, hakkelend? Klinkt een stem hoog, laag, hees, helder? Is wat je hoort in overeenstemming met de lichaamstaal?
Tast
In sommige beroepen gebruik je om te kunnen observeren de tast, het voelen. Een verpleegkundige of verzorgende zal aan de huid van een cliënt voelen dat er wellicht een tekort is aan vocht en voor een fysiotherapeut zijn de handen het materiaal waarmee hij werkt.
Ruiken
De reuk is een bijzonder zintuig, dat je vaak te weinig bewust in zet. Een bepaalde geur valt vaak pas op als deze ofwel een hele prettige sensatie met zich meebrengt, of een hele nare. Denk maar aan het contact met iemand die een voor jou heel prettige parfumlucht bij zich draagt, of juist iemand die een onprettige lichaamsgeur heeft, waardoor je je afvraagt hoe het gesteld is met iemand zijn zelfzorg.
Observatiemethoden
Je kunt observatiemethoden in vier hoofdgroepen indelen. Daarbij kijk je naar de positie die de observeerder inneemt. Die is participerend of niet-participerend. Ook kijk je naar de mate van structuur die is aangebracht. Je kunt gebruikmaken van gestructureerde en minder gestructureerde methoden. In het schema zie je dat je zo tot vier vormen komt.
Alex is begeleider in een leefgroep voor jongeren. Met Pim, een van de jongens, raakt hij voortdurend in conflict. Pim gaat al snel de strijd aan met Alex. Alex hoeft maar iets te zeggen en Pim lijkt het al op te vatten als een aanval. Alex krijgt niet helder waar dat mee te maken heeft. Hij gaat nu een week lang na wat er precies gebeurt en maakt daar een verslag van. Zo snel mogelijk na een interactie die weer eens verkeerd afliep, schrijft hij een aantal vooraf vastgestelde punten op. Wat gebeurde er? Wat was de aanleiding? Wat deed de jongen? Hoe reageerde Alex hierop?
Je kunt vanuit verschillende posities een situatie observeren.
Participerende observatie
Bij een participerende observatie neemt de observator zelf deel aan de te observeren situatie.
In het hiervoor gegeven voorbeeld gaat Alex tijdens zijn contact met Pim letten op wat er tussen hemzelf en Pim gebeurt. Daarna schrijft hij zijn bevindingen volgens de vooraf gestelde vragen op.
Er zitten wel risico’s aan deze manier van observeren. Als je – zoals Alex in dit geval – zelf onderdeel bent van de situatie, is het moeilijk om objectief te blijven. Je bent onderzoeker en begeleider tegelijk. Dat zijn twee verschillende rollen. Je neemt selectief waar en je kunt ook niet alles zien. Daarbij is het lastig je eigen rol en aandeel te zien en niet alle oorzaken van het mislukken van een interactie in de schoenen van de ander te schuiven. En, jij weet waarom je op een bepaalde manier handelt, je kent je eigen motieven (voor zover die bewust zijn natuurlijk). Maar van de ander weet je niet waarom hij op een bepaalde manier reageert of waarom hij vandaag zo chagrijnig is. Je kunt geen gedachten lezen. Je moet je ook goed realiseren dat je op de eerste plaats hulpverlener of begeleider bent. Je kunt tegen een cliënt die op dat moment jouw hulp nodig heeft niet zeggen: ‘Wacht even, ik moet eerst wat zaken opschrijven, daarna kan ik pas verder met je praten.’
Niet-participerende observatie
Bij een niet-participerende observatie ben je uitsluitend toeschouwer. Het voordeel daarvan is dat je je volledig kunt concentreren op je taak als observator en dat je in principe geen invloed uitoefent op het gedrag van de te observeren persoon. Helemaal waar is dit trouwens niet: alleen al als je in een hoekje van de ruimte met potlood en papier bij de hand zit, beïnvloedt dat de aanwezige mensen. Belangrijk is dus dat je zo onopvallend mogelijk aanwezig bent. In het geval van Alex en Pim zou je kunnen kiezen voor een onafhankelijke derde persoon die de interactie tussen hen beiden observeert en rapporteert.
Gestructureerde en ongestructureerde observatie
Bij een gestructureerde observatie bepaal je vooraf welk gedrag je gaat observeren, in welke omgeving, de interactie tussen welke mensen enzovoort. Dit is een selectieve observatie. Bij een ongestructureerde observatie kijk je meer naar algemene aspecten van gedrag. Je wilt een algemeen beeld krijgen van een cliënt.
De kans is natuurlijk groot dat je selectieve waarneming je verslag beïnvloedt. Er gebeurt namelijk meestal zo veel, dat je niet alles in je op kunt nemen. Organisaties kennen meestal een vorm van ongestructureerde observatie bij nieuwe cliënten. Deze periode is bedoeld om een beeld te krijgen van deze cliënt op de verschillende levensdomeinen.
Een keuze maken
Welke combinatie je het beste kunt kiezen, hangt af van wat je wilt en wat je mogelijkheden zijn. Bij een kennismaking met een nieuwe deelnemer in de leefgroep zul je eerder kiezen voor een ongestructureerde vorm van observeren. Je zult die observatie ook zelf, al participerend, uitvoeren. Maar als er hele specifieke vragen zijn over het gedrag van een bewoner kies je voor een meer gestructureerde vorm en zul je een buitenstaander vragen om de observatie uit te voeren. Je zult telkens, per vraag moeten afwegen welke vorm van observatie het meest geschikt is om te gebruiken, binnen de beschikbare mogelijkheden.
Zoals je hebt gezien, zijn er verschillende manieren van observeren. Naast het direct waarnemen van gedrag kun je ook gebruik maken van hulpmiddelen. Denk aan een videocamera die in een hoek van de ruimte de observatie vastlegt. Of geluidsopnamen die je maakt van een gesprek. Soms heeft een organisatie een speciale kamer waarin collega’s door een zogeheten one-way screen meekijken, zonder dat ze in de ruimte zitten waar de observatie plaatsheeft. Het vastleggen van een observatie op beeld of geluid heeft als voordeel dat je de observatie in een later stadium nog eens kunt terugzien en kunt bespreken met collega’s. Houd in dit soort situaties altijd rekening met de privacy van degene waar opnames van worden gemaakt.
Een observatie kun je op verschillende momenten uitvoeren, afhankelijk van de vraag. Soms is een eenmalige observatie voldoende, maar een andere keer zul je een observatie vaker uitvoeren en kies je specifieke momenten of bepaalde gebeurtenissen. Stel dat je wilt weten waarom het tijdens de maaltijd vaak zo rommelig is in de leefgroep. Dan kies je ervoor je observatie een aantal keren uit te voeren, tijdens de maaltijd.
De functie van observeren
Als beroepskracht in de maatschappelijke zorg ben je steeds in contact met je cliënten en de cliëntengroep. Mensen laten bepaald gedrag zien. Maar in de interactie tussen mensen spelen ook allerlei dingen die we op het eerste gezicht niet in de gaten hebben. Observeren doe je omdat je antwoord wilt krijgen op bepaalde vragen. Je observeert met een bepaald doel voor ogen. Je wilt bijvoorbeeld weten waarom een bepaalde cliënt rond etenstijd onrustig is, of waarom een vrouwelijke cliënte op jou zo anders reageert dan op je mannelijke collega.
Zorg dat je voordat de observatie start helder voor ogen hebt waarom je observeert (wat is het doel van de observatie?) en welk gedrag je gaat observeren. Je bedenkt ook op welke momenten je de observatie het best kunt uitvoeren. Als het gaat om onrustig gedrag rond de maaltijd moet je als vanzelfsprekend een dergelijk moment voor je observatie uitkiezen. Je vraagt je bij het bepalen van de observatie steeds af of het te observeren gedrag jou de antwoorden zal geven waar je naar zoekt.
Observeren is dus doelgericht: dat wil zeggen dat je voordat je gaat observeren bedenkt waar je naar wilt gaan kijken en waarom. Observeren is verder systematisch. Dat wil zeggen dat je al voordat je gaat observeren bedenkt op welke manier je je informatie gaat verzamelen, volgens welk plan.
Een observatie moet zo objectief mogelijk zijn, omdat de observatiegegevens een zo zuiver en nauwkeurig mogelijke weergave van de werkelijkheid moeten zijn, wil je er conclusies aan kunnen verbinden. Zoals we al eerder benoemden, is het moeilijk om helemaal objectief, zonder waardeoordeel te kijken naar mensen. We hebben al snel de neiging hetgeen we zien in te vullen en aan te vullen. Maar bij een goede observatie blijf je bij de feiten zoals je ze hebt waargenomen, zonder je eigen mening, gedachten, of gevoelens te laten meespelen. Je observeert alleen datgene wat je daadwerkelijk ziet of hoort.
De gegevens die je uit een observatie verkrijgt zijn belangrijke bouwstenen voor het formuleren van een behandelplan van een cliënt.
Doelgericht
Een observatie heeft altijd een doel. Je wilt antwoorden op een vraag die je jezelf stelt. Die vraag kan gaan over het gedrag van een cliënt, de interactie tussen verschillende groepsleden, het effect van bepaalde interventies die je doet enzovoort.
Met de observatie verzamel je gegevens die een antwoord kunnen geven op je vraag. Soms heb je veel vragen waar je antwoorden op zoekt. Let erop dat je niet teveel tegelijk wilt onderzoeken, je moet dan op teveel verschillende dingen tegelijk letten. Je kunt dan beter meerdere observaties uitvoeren. Juist als je veel vragen hebt over bepaald gedrag van een cliënt kan het lastig zijn om een heldere vraagstelling te maken. Het kan je helpen om eerst een ongestructureerde of beschrijvende observatie te maken. Je schrijft op wat je opvalt. Die informatie gebruik je bij de vervolgobservatie voor het formuleren van concrete vragen.
Verschillenden redenen kunnen een aanleiding zijn om te observeren. Je observeert:
Signalen zijn waarnemingen van iets wat ons opvalt. Iets wat anders is dan gebruikelijk. Als je bewust waarneemt vang je regelmatig signalen op. Met je collega’s bespreek je wat je ziet, maar je praat er bijvoorbeeld ook over met de ouder(s) of naaste(n) van een cliënt die je begeleidt. Als je iets met die signalen wilt doen, moet je wel zeker van jezelf zijn. Wat je waarneemt, is immers vaak subjectief. Het is heel goed mogelijk dat jij dingen ziet die niet kloppen met de werkelijkheid. Het kan ook zijn dat de betekenis die jij eraan geeft niet klopt met de feiten. Met collega’s kun je van gedachten wisselen over wat jij denkt te zien. Zien zij die signalen ook? Bij ouders ben je daar al voorzichtiger mee, vooral als het om gevoelige dingen gaat. Je wilt dan over objectieve informatie beschikken.
Als je bijvoorbeeld vermoedt dat er sprake is van mishandeling, kun je met een gerichte observatie extra informatie verzamelen. Misschien kom je erachter dat er iets anders aan de hand is. Daarmee voorkom je dan een valse beschuldiging. Je kunt ook meer aanwijzingen krijgen die je vermoedens bevestigen. Daarmee kun je dan beter onderbouwen waarom je denkt dat er iets serieus mis is.
In je werk gebruik je verschillende werkvormen. Je merkt dat de ene cliënt anders reageert op de gekozen werkvorm dan een andere cliënt. Ieder mens is anders. Dat geldt voor jongeren, maar ook voor volwassenen. Wat bij de één werkt, werkt bij de ander niet. Een observatie helpt je bij het maken van de juiste keuzen. Vervolgens kun je controleren wat het effect is van je handelswijze.
Een observatie kan helpen om de oorzaak van problemen te achterhalen. Opvallend gedrag is vaak een signaal. Door observatie kun je achtergronden en oorzaken van gedrag opsporen.
Nieuwe cliënten in je groep wil je snel leren kennen, zodat je ze beter kunt begeleiden. Een observatie helpt je een completer beeld krijgen van iemand. Je krijgt informatie over het niveau waarop iemand functioneert en hoe hij met anderen omgaat. Daar zijn standaard observatielijsten voor. Hoe die eruitzien, hangt af van de instelling. In een woonvorm voor cliënten met een verstandelijke beperking kijk je naar andere gedragsaspecten dan in een verpleeghuis, gevangenis of een daklozenopvang.
Een medewerker maatschappelijke zorg rapporteert regelmatig over zijn of haar werk. Je praat bijvoorbeeld met je collega’s over wat er die dag gebeurd is in de groep. Ook dat is een vorm van rapporteren. Bij een meer formele rapportage maak je gebruik van de feiten die je hebt verzameld bij een observatie. Dat doe je bijvoorbeeld als je informatie doorgeeft aan deskundigen van binnen of buiten de instelling, aan een collega bij de overdracht van een cliënt of aan de ouders/verzorgers bij een voortgangsgesprek. Een dochter wil weten of haar vader het naar zijn zin heeft op de dagopvang. Ze zal niet tevreden zijn met een kort ‘ja hoor, hij vindt het leuk hier’. Een psycholoog wil informatie over een van de cliënten uit je groep. Ook dan moet je een onderbouwd antwoord kunnen geven.
Soms doen andere disciplines een beroep op je. Zij vragen aan jou om een observatie uit te voeren in het belang van de cliënt.
De collega’s van de medische dienst hebben besloten om Coen andere medicijnen te geven. Zij zijn zeer benieuwd hoe hij hierop reageert. Het is bekend dat het medicijn de eetlust verstoort. Zij vragen de groepsleiding om zo concreet mogelijk zijn eetgedrag te beschrijven.
Je observeert volgens een vooraf gemaakt plan. Alleen zo krijg je antwoorden op de vragen die er liggen. Een plan geeft je de nodige structuur om de observatie uit te voeren. Een plan helpt je de stappen volgens een bepaalde volgorde en op een bepaalde manier uit te voeren.
Vooraf bedenk je waarnaar je wilt gaan kijken, hoe je gaat kijken en hoe je de gegevens noteert. Dit leg je zo concreet mogelijk vast in een observatieplan. Dat is belangrijk voor de mensen die aan de observatie meewerken. Iedereen kan dan op dezelfde manier observeren. Dat is noodzakelijk, omdat anders de uitkomsten onbruikbaar zijn. Het observatieplan bevat ook belangrijke informatie (iemands gedrag kan in de ochtend of in de avond anders zijn, op zijn werk anders dan in de leefgroep) voor degene die het observatieverslag leest en gaat gebruiken. Hij kan de gegevens dan beter beoordelen op bruikbaarheid.
Een observatieplan bevat de volgende informatie.
Planmatig handelen : werken volgens een vooropgezet plan, waarin alle stappen met elkaar verbonden zijn
Een professionele observatie verloopt altijd volgens een aantal stappen. Het maakt niet uit of je een ‘eenvoudige’ vraag hebt over bijvoorbeeld de doelgroep die meedoet aan een activiteit die je wekelijks organiseert, of dat het gaat over complex gedrag van een cliënt die in de leefgroep woont waar jij werkt.
Stap 1: de aanleiding
Beschrijf zo concreet mogelijk de aanleiding voor de observatie. Waarom wil je de observatie starten en van wie kwam het idee of verzoek? Je beschrijft hier de situatie waar je vragen over hebt. Het is de uitgangssituatie van je observatie.
Stap 2: het observatiedoel en de vraagstelling
Formuleer kort en duidelijk wat het doel is van de observatie en op welke vraag de observatie een antwoord moet geven. Werk het doel en de vraagstelling vervolgens uit in subdoelen en deelvragen.
Daaruit blijkt:
Bijvoorbeeld: bij een nieuwe cliënt is het in sommige werksettingen gebruikelijk een eerste periode te gebruiken als observatieperiode. Je wilt in die periode zoveel mogelijk informatie verzamelen die je kunt gebruiken in de begeleidingsplan. Er zijn dan vragen over allerlei levensterreinen. Daarom zul je je observatie in stukjes moeten verdelen.
Stap 3: het concrete gedrag
Als het observatiedoel en de vraagstelling duidelijk zijn, omschrijf je het gedrag dat je gaat observeren. Dat doe je heel concreet, zodat voor iedereen duidelijk is om welk gedrag het gaat. Het gedrag is goed waarneembaar en een ander kan precies hetzelfde zien. Schrijf alles op wat je belangrijk lijkt. Bij de volgende stap maak je een definitieve keuze.
Stap 4: de observatiecategorieën
Op basis van het lijstje met concreet gedrag, stel je de observatiecategorieën vast. Dat moeten er niet te veel zijn, anders wordt het erg lastig om alles correct te noteren. Beperk je tot maximaal acht gedragscategorieën. De categorieën hebben de volgende kenmerken:
Stap 5: de observatiemethode
Beschrijf met welke methode je het gedrag gaat observeren en waarom je voor die methode kiest. Beschrijf hoe je de methode precies in de praktijk gaat uitvoeren. De manier waarop je gaat observeren hangt af van de vraag die er ligt, de middelen die je hebt om de observatie uit te voeren, de plaats waar de observatie uitgevoerd moet worden, de beschikbare tijd enzovoort.
Stap 6: plaats en tijd
Stel de omstandigheden vast waaronder geobserveerd wordt. Beschrijf de volgende onderwerpen:
Stap 7: de algemene gegevens
Geef een korte omschrijving van de personen die je gaat observeren. Voor zover het van toepassing is beschrijf je de achtergrond van de personen, de school of werksituatie, de lichamelijke en geestelijke gezondheid.
Professioneel observeren
Je kunt niet voorkomen dat je observatie niet helemaal objectief is. Het belangrijkste is dat je je ervan bewust bent dat er factoren zijn die de manier waarop jij waarneemt en interpreteert beïnvloeden. Een goede methodische aanpak zorgt er verder voor dat je observatie zo objectief mogelijk blijft. Dan ben je professioneel bezig.
Observeren is een methodische vaardigheid. Je observeert om gegevens te verzamelen die je nodig hebt om je werk goed uit te voeren en om cliënten zorgvuldig en effectief te begeleiden. Alleen als je volgens de regels observeert, is de informatie betrouwbaar. Let dus op de volgende aandachtspunten:
Waarneembaar gedrag
Het is natuurlijk erg belangrijk dat een observatie betrouwbaar is. Als een ander de observatie zou uitvoeren, moet dat dezelfde gegevens opleveren. Dit bereik je door alleen naar waarneembaar gedrag te kijken.
Als je observeert, probeer je dat zo veel mogelijk te doen zonder het gedrag meteen te interpreteren. Je verzamelt puur de feiten. Later geef je daar pas een betekenis aan. Je schrijft op wat je ziet en niet wat je denkt te zien. Je geeft dus geen oordeel over wat je ziet.
In principe zou het zo moeten zijn dat als je met vijf verschillende personen een bepaalde situatie volgens een vooraf omschreven plan observeert, alle vijf dezelfde feiten constateren.
Dat is niet zo gemakkelijk. We hebben de neiging om meteen een betekenis te geven aan hetgeen we zien.
Een voorbeeld:
Je zit als begeleider in een groep met zes deelnemers en je wordt gevraagd te observeren hoe vaak René iets zegt tegen de andere deelnemers en tegen jou.
Je observaties kunnen dan zijn:
Deze observatie zegt niets meer dan dat René een x-aantal maal heeft gesproken tegen zijn mededeelnemers. Wanneer je naar de observatie kijkt heb je misschien de neiging om op te schrijven dat René dikke maatjes is met Ronald en dat hij Marlies links laat liggen. Als je dat doet, is het geen observatie meer maar ben je al aan het interpreteren. Een interpretatie is heel persoonlijk. Je geeft een betekenis aan een situatie die misschien helemaal niet de ware is. Het is een waardeoordeel dat ook gekleurd is door je verwachtingen. Zo’n interpretatie kan misverstanden in de communicatie veroorzaken. Als dat gebeurt is het belangrijk te achterhalen op welke observatie de interpretatie is gebaseerd. Een pure observatie laat geen ruimte voor misverstanden in de communicatie.
Valkuilen bij het observeren
Wanneer je met vijf verschillende mensen naar dezelfde situatie kijkt zonder een vooraf bedacht observatieplan en je bespreekt met elkaar achteraf wat je hebt gezien, dan heb je waarschijnlijk vijf verschillende verhalen. Dat komt doordat je de werkelijkheid ziet door je eigen, gekleurde bril. Daarom is het belangrijk dat je weet hoe je objectief observeert. Dat begint bij het herkennen van je persoonlijke invloed op het resultaat. Tijdens de observatie kan er iets misgaan met de waarneming zelf, waardoor de uitkomst subjectiever wordt. Ook kan er iets misgaan bij de interpretatie van de waarneming. Echt objectief observeren is een kunst die je kunt leren. Er zijn een aantal valkuilen die invloed hebben op je observatie.
Met name de volgende valkuilen kunnen een observatie beïnvloeden:
Eigen mening van de observator
Je laat je beïnvloeden door je eigen mening, gedachten en visie. Wanneer je een jongere observeert die erg beweeglijk is, kun jij hem druk en wild vinden, terwijl je collega datzelfde gedrag actief en ondernemend vindt. Het zijn allebei interpretaties van hetzelfde waargenomen gedrag.
Emotionele betrokkenheid
Soms voel je je misschien persoonlijk betrokken bij een observatie. Dat kan te maken hebben met de situatie waarin de observatie zich afspeelt, met de aanwezige personen of met degene die je moet observeren. Misschien heb je een zwak voor een van de groepsleden, of voel je je juist erg onzeker. Als dit het geval is loop je de kans dat je niet meer objectief kunt observeren.
Halo-effect en horn-effect
Het halo-effect houdt in dat je iemand in alles wat hij doet beoordeelt op basis van een bepaalde sympathieke eigenschap. Diegene kan eigenlijk niets meer fout doen. Je ziet het niet. Bij het horn-effect gebeurt het tegenovergestelde. Een negatieve eigenschap beïnvloedt je kijk op de hele persoon. Deze eigenschap overschaduwt de positieve eigenschappen die de persoon wel degelijk heeft.
Helaas maken we er ons allemaal, zonder dat we er ons bewust van zijn, vaker dan we denken schuldig aan. De cliënt die er niet zo aantrekkelijk uitziet heeft pech en krijgt vaker de schuld van een incident dan het ‘lieftallige blonde engeltje met de mooie ogen’, of juist andersom!
Vooroordeel
Mensen hebben soms de neiging om te snel een oordeel te vellen over iemand. Je hoort iets negatiefs over een nieuwe cliënt in de groep en nog zonder dat je hem hebt gezien heb je je mening al klaar. Het is lastig om dan nog blanco en open naar iemand te kijken en hem te observeren.
Projectie
Je ziet eigenschappen en ideeën van jezelf in de ander. Je projecteert jezelf dan op degene die je moet observeren. Je schrijft de ander jouw eigen gedachten, gevoelens, verlangens en eigenschappen toe. Het gevaar bestaat dat je bepaald gedrag ziet omdat je dat verwacht te zien. Bijvoorbeeld: jij bent moe, je ziet een cliënt op een bank zitten en je gaat ervan uit dat de cliënt moe is. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn.
Stemming
Je stemming heeft invloed op wat je ziet en hoe je iets ziet. Als je moe bent, ben je minder alert. Je ziet gemakkelijk wat over het hoofd. Als je vrolijk bent zie je alles positiever dan als je somber bent. Je loopt het risico dat je hetzelfde gedrag afhankelijk van je stemming positief of negatief beoordeelt.
Als je slecht hebt geslapen omdat je de hele nacht hebt liggen piekeren, zul je luidruchtige opmerkingen van de groepsleden snel als hinderlijk ervaren. De opmerking van de collega dat de groep vandaag zo enthousiast is, zul je absoluut niet begrijpen.
Ervaring
Als je net een cursus hebt gevolgd over de signalen van ouderenmishandeling zie je bij een observatie vooral kenmerken die in dat beeld passen. Je geeft betekenis aan je observatie met het geleerde vers in je geheugen. Een gevaar van veel beroepsmatige ervaring is dat je niet meer objectief kijkt naar de ander.
Het maakt verschil uit of je veel ervaring hebt met observeren. Door de routine die je opbouwt, heb je minder tijd nodig om gedrag te plaatsen en om het te noteren. Het gevaar daarvan is dat je mensen in hokjes gaat plaatsen op basis van een enkele observatie. We noemen dat beroepssocialisatie.
Observatiemethoden
Bij het observeren kun je verschillende methodieken gebruiken. Er zijn kant-en-klare observatiemethoden, die handig zijn bij het volgen van de ontwikkeling van cliënten. Je kunt ook je eigen methode op maat maken. Je maakt keuzes in de manier van observeren en registreren en in de te gebruiken hulpmiddelen. Waar je voor kiest, hangt af van de vraagstelling en de omstandigheden.
We onderscheiden de gestructureerde en de ongestructureerde methode van observeren.
Bij een ongestructureerde observatie maak je gebruik van een beschrijvende registratie. Je schrijft een verslag op basis van steekwoorden die je tijdens je observatie hebt genoteerd. Dat geeft een compleet overzicht over wat er speelt. Je werkt soms met ‘kopjes’ waaronder je je observaties indeelt.
Je kunt ook kiezen voor een meer gestructureerde registratie, zoals werken met een observatieschema of zelfs een codeersysteem, waarbij je je observatiegegevens in codes opschrijft.
Gegevens vastleggen
Tijdens een observatie verzamel je allerlei gegevens, die je zo snel en zo duidelijk mogelijk vastlegt. Je moet tenslotte uit deze gegevens een aantal conclusies kunnen trekken op basis waarvan er een plan wordt gemaakt. Als je te lang wacht met je observatie vastleggen, worden jouw waarnemingen alweer gekleurd en is het resultaat niet meer bruikbaar als objectieve observatie.
Een betrouwbare registratie voldoet aan de volgende eisen:
Afhankelijk van je observatievraag kies je voor een bepaalde registratiemethode. Elke organisatie maakt gebruik van een aantal verschillende registratiemethoden.
Er zijn veel kant-en-klare registratieformulieren ontwikkeld voor verschillende observatiedoeleinden. Naast deze registratiesystemen kennen we ook beoordelingsschalen. Die worden bijvoorbeeld gebruikt bij cliëntvolgsystemen. Met een beoordelingsschaal geef je een oordeel over of en hoe vaak bepaald gedrag voorkomt. Je oordeel is subjectief want je maakt zelf een inschatting van de situatie.