Het kan gebeuren dat je een persoon moet beschrijven, bijvoorbeeld als je met andere mensen over iemand spreekt die op dat moment niet aanwezig is, of als je in het winkelcentrum je broertje bent kwijtgeraakt.
Leerling A wijst naar een medeleerling en zegt 'Das ist Bart'.
Leerling B beschrijft het uiterlijk van Bart zo uitgebreid mogelijk (in minstens vijf zinnen).
Leerling A kan eventueel nog aanvullende vragen stellen.
Wissel van rol.
Elke leerling beschrijft minstens drie klasgenoten.
Übung 2: Wer bin ich?
Vorm een groepje van vier.
Drie leerlingen uit het groepje verzinnen een persoon die iedereen in het groepje kent (bijvoorbeeld een leraar, directeur, zanger/es, acteur/actrice).
Ze schrijven de naam op een post-itvelletje en plakken dit op het voorhoofd of de rug van de vierde leerling.
De leerling met het briefje moet nu raden wie hij is. Om daarachter te komen stelt hij ja/nee-vragen, bijvoorbeeld 'Bin ich ein Mann?', 'Bin ich groß?', 'Habe ich eine Brille?'
Als het antwoord 'ja' is, krijgt de leerling een punt.
Als de leerling de persoon heeft geraden, is de volgende leerling uit het groepje aan de beurt.
De leerling met de meeste punten heeft gewonnen.
Übung 3: Benjamin ist weg!
Je bent met je ouders en je broertje Benjamin in winkelcentrum Centro in Oberhausen. Jouw ouders willen kerstcadeautjes kopen die jullie natuurlijk nog niet mogen zien.
Daarom hebben ze jou en je broertje in de hoek met computerspelletjes achtergelaten. Je moest natuurlijk wel op Benjamin passen maar ineens ben je hem kwijt.
Je gaat naar de klantenservice en vraagt om hulp. De medewerkster vraagt je om een nauwkeurige beschrijving van Benjamin.
Maak eventueel enkele aantekeningen.
Beschrijf Benjamin zo nauwkeurig mogelijk (leeftijd, uiterlijk, kleding).
Noem minstens zes kenmerken van hem.
Luister naar enkele beschrijvingen in de klas.
Variaties:
Beschrijf je zusje.
Beschrijf je vriend/in.
Übung 4: Blind date
Je bent op een camping in Duitsland. Daar organiseren ze een Blind-date-avond. Jij doet mee.
Verdeel de klas in twee groepen: meisjes en jongens. Let op: jullie mogen elkaar niet zien!
(Eventueel kunnen jullie in verschillende ruimtes gaan zitten en het gesprek met mobieltjes voeren.)
Elke groep kiest een kandidaat.
De twee kandidaten voeren het gesprek door zo goed mogelijk hun eigen uiterlijk te beschrijven. Ze mogen ook vragen over het uiterlijk van de ander stellen.
Maak meer gesprekjes zodat er zoveel mogelijk leerlingen aan de beurt komen.