Alles wat er was - Hanna Bervoets
De vijf eisen:
Eis 1: Het boek moet een verrassend einde hebben.
Ik had verwacht dat ze aan het eind van het boek het schoolgebouw zouden verlaten. Met z’n allen. Dit is dus niet gebeurd. Al vrij snel verlaat Lotteke het gebouw, niemand weet waarom. Een paar dagen of weken later verlaten ook Natalie en Kaspar het gebouw met het zoontje van Natalie, Joeri, om hulp voor hem te zoeken. Barry pleegt zelfmoord door niet meer te eten en te drinken. Kaylem wordt vermoord door Merel (de hoofdpersoon). Er blijven dus nog maar twee mensen over op het eind. Maar ook Leo gaat weg en Merel blijft dus alleen achter met haar ongeboren kindje.
Merel heeft tijdens de dagen dat ze in het schoolgebouw zaten kokertjes met medicijnen gevonden. Op het einde van het boek bekent ze dat ze die allemaal heeft ingenomen. Ze droomt het einde dat ze met haar (ongeboren) dochtertje een reis maakt naar North Dakota.
Het einde is dus erg verrassend, want ik had verwacht dat ze allemaal levend uit het schoolgebouw zouden komen. Het is dus niet zeker, maar waarschijnlijk is merel ook dood gegaan.
Eis 2: De titel moet perfect de strekking van het verhaal weergeven.
Ik vind dit wel het geval bij het boek. Acht mensen komen op een zondagmiddag bij elkaar in een schoolgebouw. Plotseling klinkt er een knal. Er wordt bevolen dat ramen, deuren en gordijnen dicht moeten. Ze weten niet hoelang ze vast zitten in de school. Uiteindelijk zitten ze 145 dagen vast in de school. Daarna zal alles anders zijn. Alles wat er was zal niet meer zo zijn.
Eis 3: Het boek moet een beetje spannend zijn.
Ik vind dat er spanning in het boek zit. Spanningen tussen de mensen, maar ook andere spanning. Je vraagt je af of ze daar ooit nog wegkomen, de acht mensen vragen dat zich natuurlijk ook af. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld. Zo werd er bijvoorbeeld gesproken over een ongeluk, terwijl ik daar nog helemaal niks over gelezen had. Het volgende hoofdstuk werd toen duidelijk wat er was gebeurd. Zo blijft de spanning toch in het verhaal.
Eis 4: De titel en de kaft moeten aantrekkelijk zijn voor de lezers.
Ik heb gekozen dit boek te lezen door de titel, dus die vond ik wel aantrekkelijk. De kaft ziet er erg mysterieus uit. Ik kan de link alleen niet helemaal leggen tussen de kaft, de titel en het verhaal. Het is niet storend, want ik vind het wel een mooie kaft.
Eis 5: Het moet niet in te moeilijke woorden geschreven zijn.
Ik vind niet dat er een moeilijke woordkeuze is gebruikt. Tijdens het lezen hoefde ik niet te stoppen met lezen vanwege de woordkeuze. Soms stonden er wel moeilijkere woorden in, maar door verder te lezen of even terug, kwam ik er wel uit. Dan werd het woord al uitgelegd of ik had het woord niet nodig voor het verhaal.
Kortom, het boek heeft een verrassend eind, doordat de acht mensen niet allemaal het gebouw veilig of levend kunnen verlaten. Ten tweede past de titel perfect bij het boek. Alles is anders dan dat het was voordat ze op die zondag vast kwamen te zitten in de school. Daarnaast zit er ook spanning in het boek. Spanningen tussen mensen, spanningen omdat je niet weet wat er gaat gebeuren, spanning omdat het verhaal niet chronologisch is geschreven. Ten vierde zijn de titel en de kaft wel aantrekkelijk. De titel klinkt mysterieus en de kaft heeft ook wel iets. Tot slot is er geen te moeilijke woordkeuze gebruikt. Daardoor leest het makkelijker door en hoef je niet te stoppen met lezen om de betekenis van een woord op te zoeken.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik dit boek ‘het beste Nederlandstalige boek’ vind.