Stap 3 - Spreken

In Berlijn wil je misschien wat eten, moet je een kaartje voor het openbaar vervoer kopen of ben je ontevreden over iets in het hotel. In al die situaties moet je een kort gesprek in het Duits kunnen voeren. Dat oefen je hier.

Maak een keuze uit de drie situaties en werk samen met een klasgenoot.

Currywurst

Je lunchtrommel is al leeg, maar toch heb je nog steeds honger of dorst.
Je koopt iets voor onderweg bij een snackbar.

Voor alle situaties geldt:
Persoon A is de koper. Persoon B is de verkoper.

 

Partner A

Partner B

Situation 1

bestelt een curryworst

Preise: € 2.30

Situation 2

bestelt een braadworst met broodje

Preise: € 1.90

Situation 3

bestelt 3 bolletjes ijs (kies zelf de smaken)

Preise: € 3.00

Situation 4

bestelt een grote koffie om mee te nemen

Preise: € 2.85

Situation 5

bestelt een flesje cola

Preise: € 1.00

Situation 6

bestelt twee hamburgers en een cola

Preise: € 4.90

Fahrschein

In Berlijn loop je veel, reis je per bus of maken jullie gezamenlijk gebruik van het openbaar vervoer.
Het kan voorkomen dat je in je vrije tijd snel ergens naar toe wilt en het lopend te ver is. Daarom moet je ook een kaartje kunnen kopen.

Rollenkarte 1 - Fahrschein kaufen
Rollenkarte 2 - Fahrschein kaufen
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Hotel

Misschien doet zich tijdens het schoolreisje een situatie voor, waarvoor je je met een probleem moet melden bij de receptie van het hotel.
Hier bereid je je voor op een dergelijke situatie.

Voor alle situaties geldt: Persoon A is hotelgast met een probleem.
Persoon B is hotelmedewerker die het probleem probeert op te lossen.

 

Partner A

Partner B

Situation 1

Het licht in de badkamer doet het niet.

Hij zegt het tegen de congiërge.

Situation 2

Er zijn geen handdoeken.

Hij brengt ze over een kwartier langs.

Situation 3

De lift maakt rare geluiden.

Hij adviseert met max. 2 personen tegelijk de lift te gebruiken of de trap te nemen.

Situation 4

Bij het ontbijt is altijd de yoghurt op.

Hij gaat ervoor zorgen dat er genoeg is.