Stap 4 - Grammatica 2

Perfekt

In het Duits kun je de onvoltooid verleden tijd (ovt) en de voltooid tegenwoordige tijd (vtt) gebruiken om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd. In dit onderdeel staat de voltooid tegenwoordige tijd centraal.
De voltooid tegenwoordige tijd bestaat uit twee delen: het hulpwerk haben of sein plus het voltooid deelwoord.

Welke vorm van haben of sein je gebruikt, hangt af van het onderwerp.
Hoe je een voltooid deelwoord kunt maken, leer je in het volgende item uit de Kennisbank.

Perfekt

De enige manier om

is: leer die werkwoorden gewoon uit het hoofd.

Het beste doe je dat door de drie vormen van een werkwoord (de infinitief, de stam van de ovt en het voltooid deelwoord) in één keer te leren.

Tip: De meeste woordenboeken hebben in hun grammatica-deel een lijst met sterke werkwoorden.
 

Bekijk nog eens de lijst met sterke werkwoorden bij Grammatica 1. Vraag aan je leraar of je de hele lijst of alleen bepaalde werkwoorden moet leren!
Tip: maak gebruik van StudioWozzol of een ander woordjesleerprogramma.


Oefenen - zwakke werkwoorden

Hoe je het voltooid deelwoord maakt, leer je door veel te oefenen.
In de volgende oefeningen gaat het steeds om het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden. Maak alle oefeningen.