Je hebt al heel wat geoefend met het vervoegen van zwakke en sterke werkwoorden. Maar hoe weet je eigenlijk of een werkwoord zwak of sterk/onregelmatig is?
Je kunt hulpmiddelen gebruiken zoals een woordenboek.
Je kunt ook het Duitse werkwoord vergelijken met het Nederlandse werkwoord. Werkwoorden die in het Nederlands sterk zijn, zijn dat ook vaak in het Duits.
Bijvoorbeeld:
vliegen - vloog - gevlogen
fliegen - flog - geflogen
Bekijk de lijst met sterke en zwakke werkwoorden en probeer er zo veel mogelijk van te onthouden.
Maak de volgende oefening: