Drie jaar geleden is Pieter op de scooter aangereden door een auto. Pieter is dan zestien jaar. Bij die aanrijding loopt Pieter een ernstig neurotrauma op. Na een verblijf in het ziekenhuis en revalidatiecentrum wordt hij ruim een jaar na het ongeval opgenomen in een voorziening voor mensen met een verstandelijke handicap. Bij opname wordt zijn toestand als vegetatief beoordeeld. Hij kan slechts kortdurend in een aangepaste rolstoel zitten, wordt gevoed via PEG-sonde, kan niet actief communiceren met zijn omgeving, lijkt geen gesproken of geschreven taal te begrijpen. Vanaf de opname nu ruim twee jaar geleden, is er minimale vooruitgang: Pieter reageert meer op de omgeving, maar lijkt zich niet bewust van zijn situatie. Er is geen verbetering van de communicatie en evenmin is er sprake van enige motorische vooruitgang. Wel eet hij volledig oraal en vertoont kopieergedrag (bijv. tong uitsteken, duim opsteken.). Toen Pieter indertijd werd opgenomen, is er een niet-reanimatie beleid afgesproken. Pieters moeder, vindt het leven van haar zoon niet waardevol en komt bij herhaling met het verzoek om euthanasie. De behandelaars beamen de zeer ernstige verstandelijke handicap van cliënt, maar zien bij hem geen ondraaglijk lijden. Er is geen indicatie voor euthanasie. De medisch specialisten in het ziekenhuis zijn evenwel ook niet bereid aan het verzoek van moeder tegemoet te komen: cliënt is zeer ernstig beschadigd en er zijn geen signalen van ondraaglijk lijden merkbaar. Leg de situatie uit aan Pieters moeder. Welke houding neem je aan? Welke uitleg geef je en met welke boodschap? Welke eventuele vragen stel je? Hoe zorg je dat de moeder van Pieter overtuigd wordt dat euthanasie geen optie is?
Casus 2
Er komt een nieuwe cliënt logeren in het kortverblijfhuis maar de ouders stellen eisen die niet overeenkomen met wat in het plan van aanpak voor de cliënt staat.
In kortverblijfhuis kunnen negen kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking korte tijd logeren. Dat geeft hun ouders de kans om een paar dagen aandacht te besteden aan elkaar en andere gezinsleden en om energie op te doen. De begeleiders sluiten aan op doelen van de school of de dagbesteding. Voor ieder loge wordt voor de eerste logeerpartij een plan van aanpak opgesteld. Dit plan wordt in samenspraak met alle betrokken begeleiders van het kind en de ouders opgesteld.Vandaag komt Tonie van 11 jaar met het Downsyndroom voor het eerst een weekeind logeren. Je hebt het plan van aanpak voor Tonie doorgenomen en weet dat moet worden geprobeerd Tonie aan buitenactiviteiten mee te laten doen. Tonie is erg passief en wordt door zijn ouders nogal beschermd. Zijn begeleiders van school hebben de indruk dat Tonie veel meer aankan dan dat er nu van hem wordt gevraagd. Tijdens het afstemmingsgesprek met Tonie en zijn ouders bespreek je de activiteiten die het komende weekeind op het programma staan. Je hebt nu al zwemmen en paardrijden voorgesteld en beide zijn direct door de moeder van Tonie afgewezen omdat dit niks is voor Tonie. Leg aan de moeder van Tonie uit dat hij meer aankan dan dit. Geef ook aan dat er afspraken gemaakt zijn. Welke houding neem je aan? Welke boodschap geef je over? Hoe zorg je dat het gesprek rustig verloopt?