Keuze 4: kinderopvang / ouders

Casus 1

Roos is een peuter op het kinderdagverblijf. PM-ers geven aan dat Roos heel veel huilt. Ze lijkt niet goed in haar vel te zitten. Ze is vaak en snel moe. Op het kinderdagverblijf slaapt ze daarom 2 keer per dag. Ouders geven aan dat ze willen dat Roos maar 1 keer per dag slaapt omdat ze anders thuis niet meer slaapt. Ouders vinden dat het thuis goed met haar gaat. Hoewel moeder ook aangeeft dat Roos thuis soms heel driftig kan zijn of uit het niets kan gaan huilen. Moeder weet niet meer wat ze dan nog met Roos moet aanvangen. De kinderopvang adviseert het consultatiebureau in te schakelen; vader is het daar echter niet mee eens.
Hoe ga je ervoor zorgen dat dit gesprek rustig verloopt? Hoe ga je de ouders ervan overtuigen dat het consultatiebureau de beste manier is? Welke houding neem je aan? Welke vragen ga je stellen binnen dit gesprek?


Casus 2
Mees is drie-en-een-half als zijn ouders vanuit België naar Middelburg verhuizen. In België ging Mees vijf dagen per week van ’s morgens tot het eind van de middag naar school. Je geeft de ouders een rondleiding, moeder geeft aan dat Mees erg voorloopt op de anderen. Het lijkt haar niet passend dat hij straks ook tussen baby’s de dag doorbrengt. We zetten de rondleiding voort naar de peutergroep. Moeder ziet daar de uitsteekpuzzels met de rode knopjes erop en geeft aan dat Mees al puzzels van 100 stukjes maakt. Nu kunnen we het aanbod in de peutergroep wel aanpassen, maar omdat we slechts vier ochtenden peutergroep hebben en ouders opvang nodig hebben voor de hele week is dat niet echt een geschikte oplossing. Jij moet samen met de ouders kijken naar een passende oplossing, mocht dit niet lukken dan ga  je over in het slechtnieuwsgesprek (Mees kan niet opgenomen worden binnen de opvang).
Welke houding neem je aan? Hoe kun je tot een gezamenlijke oplossing komen? Hoe zorg je dat het gesprek rustig verloopt? Welke vragen stel je binnen dit gesprek?