Maak een keuze uit één van onderstaande casussen en bereid deze voor.
Casus 1
Tiny is een vrouw van 72 jaar, met een lichte vorm van dementie. Jij wandelt al lang elke dag een stukje met haar. Tiny heeft moeite met het onthouden van kleine dingen, zoals waar ze mee bezig was en hoelaat het is. Toch is ze nog goed in staat voor zichzelf te zorgen. Ze is nog goed ter been en ze kookt nog elke dag uitgebreid voor zichzelf. Haar boodschappen worden bezorgd. Er is nog geen reden om haar in een verzorgingstehuis te laten wonen. Dit wil ze zelf ook niet. Ze is erg gehecht aan haar eigen huisje. Toch willen haar zoon en dochter graag dat ze nu al naar het verzorgingstehuis gaat. Ze willen niet wachten tot de dementie erger wordt en zijn bang dat ze gaat vergeten om te eten of te slapen. Jij weet dat niet zo is, want je komt elke dag langs en houd haar goed in de gaten. Volgende week heb je een gesprek met de dochter van Tiny. Jij wil haar op haar gemak stellen en er tegelijkertijd achterkomen waarom ze het dan toch zo belangrijk vindt dat haar moeder nu al uit huis geplaatst wordt.
Welke houding ga je aannemen in het gesprek? Welke argumenten gebruik je om de dochter van Tiny te overtuigen? Hoe ga je op haar argumenten reageren? Welke vragen ga je stellen om achter de reden van de bezorgdheid te komen?
Casus 2
Mevrouw van Dort is de dochter van een oudere mevrouw die sinds drie maanden in het verpleeghuis woont waar jij ouderen begeleidt. Ze is 33 jaar en haar moeder is 65 jaar oud. Mevrouw is vroegtijdig dement geworden. Ze herkent haar dochter niet meer en doet onaardig tegen haar als ze op bezoek komt. Mevrouw van Dort heeft het daar niet gemakkelijk mee. Ze komt drie keer in de week, maar ze weet zich niet goed een houding te geven in het contact met haar moeder. Ze loopt dan wat over de afdeling en zoekt vaak contact met een bewoonster die wel aardig op haar reageert. Mevrouw heeft al een paar keer indirect laten merken dat ze het er moeilijk mee heeft. Jij gaat het gesprek aan met de dochter van je cliënt. Je wilt luisteren naar haar ervaringen in het contact met haar moeder en hoe zij daarmee om denkt te kunnen gaan.
Welke houding neem je aan in het gesprek? Welke vragen ga je stellen? Hoe ga je reageren op wat de dochter vertelt?