Schrijf 10 hulpwoorden/steekwoorden op. Je mag ze tijdens het gesprek gebruiken.
Voer daarna het gesprek. Voor de tien steekwoorden die je wilt gebruiken en het gesprekje krijg je een beoordeling. Natuurlijk mag je eerst met een klasgenootje oefenen.
Deze beoordeling is gebaseerd op de manier waarop je spreekt, hoe vloeiend je spreekt en je uitspraak. Je wordt beoordeeld met o/v/g.
Laat je gemaakte opdrachten tot nu toe door je docent controleren!